FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150  
151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   >>   >|  
rden ons van oogenblik tot oogenblik. Het was duidelijk dat zij ons zouden insluiten voordat de Nautilus los was. Ik werd een oogenblik wanhopend; het houweel viel mij bijna uit de handen. Waarom behoefde ik nog te hakken, als ik toch moest stikken in het water dat tot ijs stolde; het was een straf, die de grootste wreedaard niet zou hebben uitgedacht. Ik dacht dat ik tusschen de vreeselijke kaken van een monster zat, die onweerstaanbaar tot elkander naderden. Op dat oogenblik kwam de kapitein, die het werk bestierde, doch zelf ook meewerkte, langs mij heen; ik stiet hem aan den arm en wees hem op de muren onzer gevangenis. Aan stuurboordzijde was de muur tot op vier meter van den Nautilus genaderd. "Wij gingen naar binnen en trokken onze scaphanders uit, waarna ik met hem in den salon ging. "Mijnheer Aronnax," zei hij, "wij moeten iets groots wagen of wij zullen in dit water evenals in cement worden vastgemetseld." "Ja," antwoordde ik, "maar wat dan?" "O," riep hij uit, "als mijn Nautilus aan die drukking weerstand kon bieden zonder verpletterd worden!" "Welnu?" vroeg ik, daar ik hem niet begreep. "Begrijpt gij niet dat die vorst ons dan te hulp zou komen? Ziet gij niet, dat zij dan die ijsbank, die ons ingesloten houdt, zou doen vaneenspringen, evenals het ijs de hardste steenen doet splijten? Gevoelt gij niet dat die vorst dan ons reddingsmiddel zijn zou, in plaats van ons te verdelgen?" "Ja, kapitein, misschien; maar welke groote kracht de Nautilus ook bezit, zoo zou hij toch aan die verbazende drukking geen weerstand kunnen bieden, en geheel platgedrukt worden." "Ik weet het, mijnheer. Wij moeten derhalve niet rekenen op de hulp der natuur, maar op ons zelven. Wij moeten dat invriezen beletten; niet alleen naderen ons de zijmuren, doch voor en achter ons hebben wij niet veel meer dan tien voet water. Aan alle kanten vriezen wij in." "Hoe lang kunnen wij met behulp van de luchtvergaarbakken nog ademhalen?" vroeg ik. De kapitein keek mij aan en zei: "Overmorgen zijn zij leeg." Een huivering liep mij over de leden. En toch behoefde ik mij over dit antwoord niet te verwonderen. Den 22en Maart was de Nautilus in de open Poolzee ondergedoken; wij hadden nu den 26en. Sedert vijf dagen leefden wij van saamgeperste lucht! En wat er nog overbleef moest voor de werklieden bewaard blijven. Nu ik deze dingen beschrijf, gevoel ik daarvan nog zoozeer den indruk, dat een onwillekeurige huivering zich van mi
PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150  
151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   >>   >|  



Top keywords:
Nautilus
 

oogenblik

 

kapitein

 
moeten
 

worden

 

kunnen

 

huivering

 

weerstand

 

evenals

 

drukking


bieden

 
hebben
 

behoefde

 
achter
 
zijmuren
 

alleen

 

zelven

 

invriezen

 

natuur

 

beletten


naderen

 

misschien

 

groote

 

kracht

 

verdelgen

 
plaats
 

splijten

 

Gevoelt

 

reddingsmiddel

 

mijnheer


derhalve

 

platgedrukt

 
verbazende
 

geheel

 

rekenen

 

luchtvergaarbakken

 

Sedert

 

indruk

 

zoozeer

 

Poolzee


ondergedoken
 
hadden
 

leefden

 

daarvan

 

bewaard

 
werklieden
 

blijven

 
dingen
 
beschrijf
 

overbleef