weer in het vaarwater zouden kunnen komen.
Het werk werd onmiddellijk aangevangen en met onvermoeide werkzaamheid
voortgezet. In plaats van om den Nautilus te graven, want dit zou een
zeer moeielijk werk zijn geweest, liet de kapitein een groote geul op
acht meter afstands rondom den Nautilus afbakenen; daarna boorden zijn
manschappen er op verschillende punten te gelijk in. Weldra viel men
met het houweel op deze vaste massa aan, waarvan men spoedig groote
blokken loshakte. Volgens de wetten der zwaartekracht vlogen de
blokken, die minder wogen dan het water, om zoo te zeggen naar het
gewelf, dat daardoor zooveel dikker als de bodem dunner werd. Doch
dit kwam er niet op aan, als de bodem maar slonk.
Na twee uren van onafgebroken arbeid kwam Ned Land afgemat weer
binnen. Zijn makkers en hij werden door anderen vervangen, waartoe
ook Koenraad en ik behoorden. De stuurman van den Nautilus bestierde
onzen arbeid.
Het scheen mij toe dat het water erg koud was, doch ik werd spoedig
warm door het werk. Ik was vrij in mijn bewegingen, hoewel mijn lichaam
een drukking van dertig atmosferen ondervond. Toen ik na twee uren
werkens weer binnen kwam om wat te eten en te rusten, vond ik een
merkbaar verschil tusschen de lucht uit het toestel van Rouquayrol
en de atmosfeer die ons in den Nautilus omringde. Sedert tweemaal
vier en twintig uur was de lucht niet ververscht en de levenskracht
er dus van afgenomen.
Echter hadden wij in twaalf uren tijds maar een meter dikte van het
ijs opgeruimd; als dus het werk op dezelfde wijze werd door-gezet,
dan zouden wij nog vijf nachten en vier dagen hebben noodig gehad om
te eindigen.
"Vijf nachten en vier dagen!" zei ik tot mijn makkers, "en wij hebben
maar voor twee dagen lucht in onze vergaarbakken."
"Zonder nog te rekenen, dat, als wij uit die vervloekte gevangenis
verlost zijn," zei Ned, "wij dan nog onder de ijsbank zitten en geen
gemeenschap hebben met de buitenlucht."
Die opmerking was juist, want wie kon berekenen hoeveel tijd wij op
zijn minst noodig hadden voor onze bevrijding? Zouden wij niet gestikt
zijn voordat de Nautilus weer de oppervlakte kon bereiken? Was het
vaartuig bestemd in dit ijsgraf te verdwijnen met allen die er in
waren? Onze toestand scheen verschrikkelijk. Maar ieder onzer staarde
die toekomst moedig tegen, en allen waren vast besloten om ten einde
toe hun plicht te doen.
Zooals ik dacht, was er gedurende den nacht weer een meter dikte van
het i
|