een veilig toevluchtsoord aan. De zee werd
onophoudelijk doorkruist door een groot aantal stoombooten, die
tusschen New-York of Boston en de golf van Mexico dienst doen,
en nacht en dag bevaren door schoeners, die op de Amerikaansche
kust voor kustvaart worden gebruikt. Wij konden dus wel verwachten
goed te worden ontvangen. Het was derhalve een gunstige gelegenheid,
niettegenstaande de dertig kilometer, die den Nautilus van de kusten
der Vereenigde Staten scheidden.
Een noodlottige omstandigheid echter werkte de plannen van den
Amerikaan tegen: het weder was zeer slecht; wij waren in die streken
waar stormen dikwijls voorkomen en de cyclonen ontstaan, die door den
Golfstroom worden veroorzaakt. Het was in een zeker verderf loopen,
zich in een kleine boot op zulk een zee te wagen; Ned Land moest dit
bekennen; derhalve kropte hij zijn leed op, want hij had een hevigen
aanval van heimwee, waarvan de vlucht hem alleen had kunnen genezen.
"Mijnheer," zei hij eens, "daar moet een einde aan komen. Ik wil
eindelijk weten waar ik mij aan te houden heb. Uw Nemo gaat hoe
langer hoe verder van land af, en trekt weer naar het noorden. Doch
ik verklaar u, dat ik genoeg van de Zuidpool heb en ik hem niet naar
de Noordpool zal volgen."
"Wat wilt gij dan, Ned, want een vlucht is op het oogenblik toch
onmogelijk?"
"Ik blijf bij mijn meening; wij moeten den kapitein er over
spreken. Gij hebt niets gezegd, toen gij in de buurt van uw land
waart; nu wil ik spreken, nu wij in de wateren van het mijne zijn. Als
ik er aan denk dat de Nautilus over weinige dagen op de hoogte van
Nieuw-Schotland zijn zal, en dat daar bij Newfoundland een groote
golf gevonden wordt, waar de St. Laurens uit stroomt, en dat die
St. Laurens mijn stroom is, de stroom van Quebec, mijn geboortestad;
en als ik aan dat alles denk, dan stijgt mij het bloed naar het hoofd,
en mijn haren rijzen te berge. Kijk, mijnheer, ik zou nog liever in
zee springen dan hier blijven: ik stik!"
Het geduld van den Amerikaan was blijkbaar ten einde. Zijn krachtige
natuur kon zich aan deze langdurige gevangenschap niet gewennen. Zijn
gezicht veranderde bij den dag. Zijn karakter werd hoe langer
hoe somberder; ik gevoelde wat hij lijden moest, want ik begon
ook heimwee te krijgen. Er waren bijna zeven maanden verloopen,
zonder dat wij iets van het land hadden gehoord. Bovendien begon
ik de zaken op geheel andere wijze te beschouwen, nu de kapitein
zich zoo afzonderde en zijn hum
|