had dus
een, misschien wel meer landgenooten aan boord! Die hartverscheurende
kreet zal mij mijn leven lang in de ooren klinken!
De ongelukkige was verloren. Wie kon hem aan dit geweld
ontrukken! Kapitein Nemo wierp zich echter op den inktvisch en sloeg
hem met de bijl nog een voelarm af. Zijn stuurman streed woedend met
andere monsters, die tegen den Nautilus opkropen. De geheele bemanning
was aan het rondhakken. Ned Land, Koen en ik hieuwen er ook dapper op
los in die vleezige massa's. Een vreeselijke muskusstank verspreidde
zich. Het was ijzingwekkend!
Een oogenblik meende ik dat de ongelukkige, die door den inktvisch
gegrepen was, zou worden bevrijd. Er waren reeds zeven van de acht
armen afgehouwen. Een enkele nog zwaaide het slachtoffer als een
veertje heen en weder, en kronkelde in de hoogte; maar op het oogenblik
dat kapitein Nemo en zijn stuurman zich op het dier wilden werpen,
spoog het een straal zwartachtig vocht uit, dat zich in een zak, die
aan het onderlijf zit, afscheidt. Wij werden er door verblind. Toen het
voorbij was, was de inktvisch verdwenen en daarmede mijn ongelukkige
landgenoot!
Hoe woedden wij toen tegen die monsters! Wij waren ons zelven geen
meester meer. Tien of twaalf inkvisschen waren op het plat of tegen
de zijden van den Nautilus opgekropen. Wij sprongen tusschen al die
slangen heen en weer, die op het dek in bloed en zwart vocht lagen te
rillen; het scheen dat die glibberige voelarmen, evenals de koppen van
de hydra, telkens weer aangroeiden. Met elken stoot drong de harpoen
van Ned Land in een der oogen van een inktvisch, en stiet het er uit;
maar plotseling werd mijn stoutmoedige makker omver geworpen door
den voelarm van een der monsters, dien hij niet had kunnen vermijden.
Hoe is het mogelijk dat mijn hart van aandoening en afgrijzen niet
gebarsten is! De vreeselijke bek van den inktvisch opende zich boven
Ned. De ongelukkige zou in tweeen worden gescheurd. Ik snelde hem te
hulp; maar de kapitein was mij voorgekomen. Zijn bijl verdween tusschen
de beide verschrikkelijke kaken, en Ned Land, op wonderdadige wijze
gered, sprong overeind en stak zijn harpoen in het drievoudig hart
van het monster.
"Ik was u dit nog schuldig," zei de kapitein tot den Amerikaan;
Ned boog, zonder te antwoordden.
Deze strijd had een kwartier geduurd. Het grootste aantal der monsters
was overwonnen, verminkt of doodgeslagen, de overigen lieten eindelijk
hun aanval varen en verdwenen onder de
|