FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  
den voet aanraakten. Het waren vetganzen, steltloopers, groote albatrossen en stormvogels; "sommige zoo vet," zei ik tot Koenraad, "dat de bewoners der Ferroe-eilanden hun maar een pit in het lichaam draaien, om die dan aan te steken." "Als men nog een weinig verder ging, zouden het volmaakte lampen zijn," antwoordde Koenraad, "doch men kan toch niet vergen, dat de natuur ze ook nog met een pit voorziet." Nadat wij omstreeks vijf honderd meter waren voortgegaan, vonden wij den grond als bezaaid met nesten, waaruit zwermen van vogels opvlogen. Later liet de kapitein er eenige honderden van vangen, omdat ze zeer smakelijk om te eten waren; die beesten waren zoo weinig schuw, dat men ze met steenen kon dood gooien. De mist trok niet op, om elf uur was de zon nog niet doorgekomen; ik maakte mij daar ongerust over, want zonder zon waren geen waarnemingen mogelijk; hoe zouden wij toch nauwkeurig kunnen weten of wij de Zuidpool bereikt hadden? Toen ik weer bij den kapitein kwam, lag hij op een stuk rots geleund en bekeek de lucht; hij scheen ongeduldig en teleurgesteld. Maar wat daaraan te doen? De stoutmoedige en veelvermogende man voerde geen bevel over de zon zooals over de zee. Het was twaalf uur, en nog had de dagvorst zich geen oogenblik vertoond; men kon zelfs niet zien waar hij ergens achter dit nevelgordijn verborgen was. Weldra loste de mist zich in de sneeuw op. "Tot morgen!" zei de kapitein bedaard, en wij roeiden weer naar den Nautilus. In onze afwezigheid had men de netten uitgeworpen, en ik beschouwde met belangstelling de visschen, die men in deze zuidelijke poolzee gevangen had. De zuidelijke poolzee is de wijkplaats voor een groote menigte trekvisschen, die de keerkringsstormen ontwijken, maar om de prooi te worden van bruinvisschen en robben. Ik zag er eenige kraakbeenachtige schaaldieren van een decimeter lengte, witachtig met blauwe en bruine vlekken, gewapend met angels; voorts een wonderlijk soort van zeedieren, drie voet lang, met rank lichaam, een gladde, witte huid met zilveren weerschijn, drie rugvinnen, een ronden kop, wier muil uitloopt in een omgebogen snuit. Ik proefde er van, maar vond ze zeer onsmakelijk; Koen daarentegen prees ze zeer. De sneeuwstorm duurde tot den volgenden dag; het was onmogelijk om op het plat te blijven staan. In den salon, waar ik de bijzonderheden van onzen tocht opteekende, hoorde ik het geschreeuw van stormvogels en albatrossen in den orkaan. De Nautilus
PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  



Top keywords:
kapitein
 

zuidelijke

 

poolzee

 

Nautilus

 

zouden

 
eenige
 
weinig
 

lichaam

 
groote
 

Koenraad


stormvogels

 

albatrossen

 
menigte
 

vetganzen

 
gevangen
 

wijkplaats

 
ontwijken
 
aanraakten
 

kraakbeenachtige

 

schaaldieren


robben

 

bruinvisschen

 

keerkringsstormen

 

worden

 

trekvisschen

 

uitgeworpen

 

nevelgordijn

 

verborgen

 

Weldra

 

achter


vertoond

 
ergens
 

sneeuw

 

afwezigheid

 

netten

 
beschouwde
 

belangstelling

 
steltloopers
 

morgen

 
bedaard

roeiden
 

visschen

 
witachtig
 
sneeuwstorm
 

duurde

 

volgenden

 
daarentegen
 

proefde

 
onsmakelijk
 

onmogelijk