FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132  
133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   >>   >|  
vrees hielden mij beurtelings gekluisterd; ik stond verscheiden malen op, en voelde aanhoudend, dat de Nautilus de dikte van het ijs onderzocht. Tegen drie uur 's morgens zag ik dat het ondervlak der ijsbank op vijftig meter diepte lag; de bank ging dus langzamerhand in een ijsveld over, de berg werd derhalve weer vlak. Ik hield mijn oogen op den manometer gevestigd; wij rezen voortdurend in schuine richting langs het ijsvlak, dat in het licht der electrische lantaarn schitterde. De ijsbank nam van boven en van onderen telkens af; zij werd van kilometer tot kilometer dunner. Eindelijk om zes uur 's morgens, op dien gedenkwaardigen 20sten Maart, opende zich de deur van den salon, en kapitein Nemo verscheen. "Open zee!" zei hij. HOOFDSTUK XXXVIII De Zuidpool. Ik snelde naar het plat. Het was zoo. Wij waren in open zee! Er waren maar enkele schotsen of drijvende ijsbergen zichtbaar; zoover het oog reikte, zag ik niets dan zee; in de lucht fladderden duizenden vogels; millioenen visschen zwommen in het water, dat naarmate van de diepte donker blauw of olijfgroen was. De honderdgradige thermometer wees drie boven nul. Het was achter de ijsbank, waarvan de massa zich aan den noordelijken gezichteinder uitstrekte, als het ware lente. "Zijn wij aan de pool?" vroeg ik met kloppend hart aan den kapitein. "Ik weet het niet," antwoordde hij. "Om twaalf uur zullen wij eens hoogte nemen." "Maar de zon zal door dien mist niet heendringen," zei ik, terwijl ik de grauwe lucht bekeek. "Als zij maar even schijnen wil, is het al genoeg," antwoordde de kapitein. Tien kilometer van den Nautilus verhief zich naar het Zuiden een eenzaam eiland, tot op twee honderd meter boven de zee. Wij voeren er heen, doch met de grootste omzichtigheid, want het vaarwater kon vol klippen zijn. Een uur daarna waren wij op het eiland; twee uur daarna hadden wij het rondgevaren. Het had vijf kilometer in omtrek; een nauw kanaal scheidde het van een groot land, misschien wel een vastland, waarvan wij het einde niet konden zien. Het bestaan van dit land scheen de veronderstelling van Maury te wettigen. Die schrandere Amerikaan had namelijk opgemerkt, dat tusschen de Zuidpool en de zestigste parallel de zee met zeer groote drijvende ijsschotsen bedekt is, wat men in het Noorden nimmer ziet; daaruit had hij het gevolg getrokken, dat er aan de Zuidpool een groot vasteland moest wezen, omdat zulke ijsschotsen nimmer in volle zee, maar alleen
PREV.   NEXT  
|<   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132  
133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   >>   >|  



Top keywords:
kilometer
 

Zuidpool

 

ijsbank

 
kapitein
 

waarvan

 

antwoordde

 

drijvende

 

eiland

 

daarna

 

diepte


ijsschotsen

 
morgens
 

Nautilus

 
nimmer
 
vasteland
 

genoeg

 

schijnen

 

bekeek

 

verhief

 

wettigen


honderd

 

daaruit

 

eenzaam

 

Zuiden

 

getrokken

 
gevolg
 

grauwe

 

terwijl

 

twaalf

 

alleen


kloppend

 

zullen

 
heendringen
 

hoogte

 

Noorden

 

voeren

 

parallel

 

zestigste

 

omtrek

 

groote


hadden
 
rondgevaren
 

kanaal

 

misschien

 

vastland

 
namelijk
 

tusschen

 
scheidde
 
opgemerkt
 

bestaan