oor te dringen.
Een "zooals mijnheer goedvindt," was zijn antwoord op deze mededeeling,
en daarmee kon ik mij tevreden stellen. Wat Ned Land aangaat, deze
trok den schouder zoo hoog op als ooit iemand gedaan had.
"Ziet gij, mijnheer," zei hij, "ik heb medelijden met u en uw
kapitein Nemo!"
"Maar wij gaan naar de Pool, Ned."
"Wel mogelijk, maar dan komt gij niet terug."
En Ned Land ging naar zijn hut "om geen ongeluk te begaan," zooals
hij zei.
Ondertusschen werden er reeds toebereidselen voor deze koene
onderneming gemaakt. De krachtige pompen van den Nautilus persten
de lucht in de vergaarbakken. Tegen vier uur deelde kapitein Nemo
mij mee dat het luik van het plat zou gesloten worden. Ik wierp een
laatsten blik op de dikke ijsbank, waar wij onder door zouden gaan;
het was helder weer; de lucht was zuiver, de koude vinnig, 12 deg. onder
nul; maar omdat de wind was gaan liggen, scheen mij deze temperatuur
niet onverdragelijk.
Een tiental mannen beklommen de zijwanden van den Nautilus en hakten
het ijs rondom het vaartuig weg, zoodat zij het weldra los hadden;
het was spoedig gedaan, omdat het pas gevormde ijs nog dun was. Toen
gingen wij allen naar binnen, de gewone vergaarbakken werden gevuld
met het water, dat onder de kiel nog niet bevroren was.
Ik had met Koenraad in den salon plaats genomen. Door het open raam
beschouwden wij de diepten van de Zuidelijke IJszee. De thermometer
rees weer, en de naald van den manometer begon af te wijken.
Op omstreeks drie honderd meter diepte, dreven wij, zooals kapitein
Nemo voorspeld had, onder het gegolfde ondervlak der ijsbank. Maar
de Nautilus zonk nog dieper; wij bereikten een laagte van acht
honderd meter. De temperatuur van het water, die aan het oppervlak
12 deg. was, bedroeg nu niet meer dan 10 deg.; wij hadden dus reeds 2 deg.
gewonnen. Het spreekt van zelf, dat de temperatuur in den Nautilus door
verwarmingstoestellen vrij wat hooger liep. Het vaartuig gehoorzaamde
aan alle bewegingen met de grootste nauwkeurigheid.
"Wij zullen er wel onder door komen, als mijnheer het goedvindt,"
zei Koenraad.
"Ik reken er op!" antwoordde ik, op den toon der grootste overtuiging.
Onder de open zee had de Nautilus regelrecht koers naar de Zuidpool
gezet, zonder van den twee en vijftigsten lengtegraad af te wijken. Van
67 deg. 30' tot 90 deg. bleven er ons nog 20 deg. 30' te doorloopen; dat is nog
ongeveer 2500 kilometer. De Nautilus had een gemiddelde snelheid
|