aanden waren zij verhuisd naar de
bovenste verdieping, omdat men daar het goedkoopst woonde en toch was
het voor hen nog veel te duur! Want de laatste jaren waren zij hoe
langer hoe armer geworden en het allerlaatste jaar, o, dat was
vreeselijk geweest, zoo vreeselijk dat het jongste zusje, Claerchen,
altijd weer angstig en diep bedroefd werd, als er over werd gesproken.
Ach, het was ook zoo treurig dat die arme, geduldige moeder zooveel
verdriet had gehad en dat de rust eigenlijk eerst in huis was gekomen na
vaders dood, nu drie maanden geleden. Hedwig, de oudste dochter, had
toen gezegd dat zij nu dubbel haar best moesten doen om lief voor
moeder te zijn en Claerchen had terstond met een ernstig gezichtje: "Ja"
geknikt; dat wilde zij ook heel graag. Maar soms, als zij met een kale,
verstelde jurk naar school moest of naar bed werd gestuurd zonder
avondeten, vond zij het wel moeielijk om niet boos en ontevreden te
zijn. Waarom waren zij dan toch ook zoo heel arm?
"Ik weet niet hoe wij met ons drieen rond moeten komen!" had de moeder
gisteren voor de zooveelste maal uitgeroepen, nadat zij allerlei
berekeningen had zitten te maken op een stukje papier. Hedwig had daarop
wel lachend het papier naar zich toe getrokken en gezegd: "Allemaal maar
flink de handen uit de mouw steken, moedertje, en niet in dit paleis
blijven wonen, dan zal het wel gaan," maar Claerchen had toen toch heel
goed gezien dat ook Hedwig zeer bezorgd was. En toen zij 's avonds te
bed lag en de Septemberregen tegen het raam van het zolderkamertje
hoorde kletteren, dat zij met Hedwig deelde, werd zij zoo treurig
gestemd dat zij wel moest gaan schreien of ze wilde of niet. En snikkend
had zij bedacht dat het nu misschien wel niet lang meer zou duren of zij
zouden op straat moeten gaan bedelen om een stuk droog brood....
Toen had zij opeens Hedwig's arm om zich heen gevoeld. "Kindje, kindje;
wat is er toch? Stil nu!" had het sussend geklonken. Daarop had zij
Hedwig alles gezegd wat haar op het hart lag en Hedwig had haar getroost
en opgebeurd--dat kon Hedwig zoo goed!--en toen ze kalmer geworden was,
had Hedwig nog heel ernstig gevraagd: "Beloof je me zusje, dat je je
best zult doen zooveel mogelijk voor moeder te zijn en je flink te
houden, ook ... ook als er dingen mochten gebeuren, die je in 't geheel
niet verwacht?"
Zij had Hedwig toen verbaasd aangekeken--wat meende ze toch?--maar toen
Hedwig herhaalde: "Dat beloof je mij immers?" had zij beslist
|