re termen vindt dan
die van zondige beroeringen: een hoogmoed en een zekere wulpschheid des
gemoeds.
Over de muzikale aesthetiek werd voortdurend veel geschreven. Men bouwde
daarbij in den regel voort op de niet meer begrepen muziektheorieen der
Oudheid. Maar over de wijze, waarop muzikale schoonheid werkelijk
genoten werd, leeren ons de tractaten tenslotte niet veel. Wanneer het
er op aan kwam, wat men in muziek eigenlijk mooi vond, dan blijft het
bij vage uitingen, die in hun aard sterk verwant zijn aan de uitdrukking
van de bewondering der schilderkunst. Aan den eenen kant is het de
hemelsche verblijding, die men in muziek geniet, aan den anderen kant de
treffende nabootsing, die men erin bewondert. Alles werkte ertoe mee, om
den overgang van muzikale ontroering tot hemelsche genieting voor den
geest haast onmiddellijk te maken; het was hier niet een afbeelden van
heilige dingen, zooals bij de schilderkunst, maar een afschaduwing van
de hemelvreugde zelf. Wanneer de brave Molinet, die blijkbaar zelf veel
van muziek heeft gehouden, vertelt, hoe Karel de Stoute, een groot
muziekliefhebber zooals bekend is, in zijn legerkamp voor Neuss zich
onledig hield met litteratuur en vooral met muziek, dan juicht zijn
rederijkersgemoed: "Car musique est la resonnance des cieux, la voix des
anges, la joie de paradis, l'espoir de l'air, l'organe de l'Eglise, le
chant des oyselets, la recreacion de tous cueurs tristes et desoles, la
persecution et enchassement des diables." [881]--Het ekstatische element
in het muziekgenieten werd natuurlijk zeer goed gekend. "De kracht der
harmonieen, zegt Pierre d'Ailly, ontrukt de menschelijke ziel zoozeer
tot zich, dat zij die niet alleen onttrekt aan andere hartstochten en
zorgen, maar ook aan zichzelve." [882]
Bewonderde men in de schilderkunst de treffende nabootsing van de
voorwerpen der natuur, in de muziek was het gevaar, dat men in
nabootsing de schoonheid ging zoeken, nog grooter. Want de muziek had
reeds lang van haar expressieve middelen een ijverig gebruik gemaakt.
De caccia, die oorspronkelijk een jacht voorstelde, is er het bekendste
voorbeeld van. Olivier de la Marche vertelt, hoe hij er in een de kleine
hondjes keffen en de doggen bassen hoorde en trompetgeschal, alsof men
in het bosch was. [883] Vogelgeluiden, straatroepen, het slaggewoel
werden in muzikalen vorm weergegeven.
De theoretische analyse van het schoone is dus gebrekkig, de uitdrukking
der bewondering is oppervla
|