FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331  
332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   >>   >|  
geen verhouding; daarin heerscht geen keuze, er is geen grootheid in, in een woord: deze schilderkunst is zonder kracht of heerlijkheid; zij wil vele dingen tegelijk volkomen afbeelden, waarvan een belangrijk genoeg zou zijn, om er alle krachten aan te besteden." De vromen, dat zijn hier de middeleeuwschen van geest. Voor dezen groote is de oude schoonheid een zaak der kleinen en zwakken geworden. Niet allen oordeelden zoo. Voor Duerer en Quinten Metsys, en voor Jan van Scorel, die de Aanbidding van het Lam heet te hebben gekust, was de oude kunst geenszins dood. Maar het is Michel Angelo, die hier in meer volstrekten zin de Renaissance vertegenwoordigt. Wat hij in de Vlaamsche kunst verwerpt, het zijn juist de essentieele trekken van den laat-middeleeuwschen geest: de heftige sentimentaliteit, het zien van elke bijzonderheid als een zelfstandig ding, van elke waargenomen hoedanigheid als iets wezenlijks, het opgaan in de veelheid en de bontheid van het geziene. Daartegen verzet zich het nieuwe kunst- en levensinzicht der Renaissance, dat, als altijd, slechts verkregen wordt ten koste van een tijdelijke blindheid voor de schoonheid of waarheid, die voorafging. De bewustheid van een aesthetisch genieten en de uitdrukking ervan in woorden heeft zich laat ontwikkeld. Den vijftiendeeeuwer staan voor zijn kunstbewondering nog maar de termen ten dienste, die wij verwachten van den verbaasden burgerman. Zelfs het begrip kunstschoon kent hij nog niet. Wat hem aan schoonheidshuivering uit de kunst doorstraalde, werd door hem onmiddellijk omgezet of in godsvervuldheid of in levensbehagen. Dionysius de Kartuizer schreef een verhandeling _De venustate mundi et pulchritudine Dei_. [876] Terstond in den titel wordt dus de ware schoonheid enkel aan God toegekend; de wereld kan slechts "venustus", fraai, mooi zijn. De schoonheden van het geschapene, zegt hij, zijn niet anders dan beekjes van de opperste schoonheid; een schepsel wordt schoon genoemd, in zooverre het iets deelachtig is van de schoonheid der goddelijke natuur, en daardoor aan dezelve eenigermate gelijkvormig wordt. [877]--Op deze ruime en verheven schoonheidsleer, waarmee Dionysius steunt op den Pseudo-Areopagiet, Augustinus, Hugo van Sint Victor en Alexander van Hales, [878] zou een zuivere ontleding van alle schoonheid te bouwen zijn. Doch hierin schiet de geest der vijftiende eeuw nog verre te kort. Dionysius ontleent zelfs de voorbeelden van aardsche schoonheid:
PREV.   NEXT  
|<   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331  
332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   >>   >|  



Top keywords:

schoonheid

 

Dionysius

 
Renaissance
 

middeleeuwschen

 
slechts
 

Terstond

 

verwachten

 

wereld

 

verbaasden

 

toegekend


burgerman

 
dienste
 

termen

 

godsvervuldheid

 
schoonheidshuivering
 
levensbehagen
 
omgezet
 

doorstraalde

 

kunstschoon

 
onmiddellijk

pulchritudine
 

venustate

 

begrip

 

Kartuizer

 
schreef
 
verhandeling
 

genoemd

 

Alexander

 

Victor

 

zuivere


steunt
 

Pseudo

 

Areopagiet

 

Augustinus

 

ontleding

 

bouwen

 

ontleent

 

voorbeelden

 

aardsche

 
hierin

schiet

 
vijftiende
 
waarmee
 

schoonheidsleer

 

beekjes

 
opperste
 

schepsel

 
schoon
 

anders

 
venustus