s d'un grand couturier parisien au XVe siecle,
Bulletin de la soc. de l'hist. de Paris. XXXVIII, 1911, p. 125ss.
[890] b.v. Monstrelet. V p. 2; du Clercq, I p. 348.
[891] La Marche, II p. 343.
[892] Chastellain, VII p. 223; La Marche, I p. 276, II p. 11, 68, 345;
du Clercq, II p. 197; Jean Germain, Liber de virtutibus, p. 11;
Jouffroy, Oratio, p. 173.
[893] d'Escouchy, I p. 234.
[894] Zie hierboven p. 201. (zie Hoofdstuk IV, noot 384)
[895] Le miroir de mariage, XVII vs. 1650; Deschamps, Oeuvres, IX p. 57.
[896] Chansons francaises du quinzieme siecle, ed. G. Paris, (Soc. des
anciens textes francais), 1875, no. XLX, p. 50; vgl. Deschamps, no. 415,
III p. 217, no. 419, ib. p. 223, no. 423, ib. p. 227, no. 481, ib. p. 302,
no. 728, IV p. 199; l'Amant rendu cordelier, h. 62, p. 23; Molinet,
Faictz et Dictz, fol. 176.
[897] Blason des couleurs van den heraut Sicile (bij La Curne de Sainte
Palaye, Memoires sur l'ancienne chevalerie II p. 56). Dit tractaat, dat
nog door Rabelais wordt bespot als het eertijds toonaangevende op het
stuk van de beteekenis der kleuren, was mij helaas niet toegankelijk.
[898] Cent balades d'amant et de dame no. 92, Christine de Pisan,
Oeuvres poetiques, III p. 299. Vgl. Deschamps, X no. 52; L'histoire et
plaisante cronicque du petit Jehan de Saintre, ed. G. Helleny, Paris,
1890. p. 415.
[899] Le Pastoralet, vs. 2054, p. 636; vgl. Les cent nouvelles
nouvelles, II p. 118: "craindroit tres fort estre du rang des bleuz
vestuz, qu'on appelle communement noz amis."
[900] Chansons du XVe siecle, no. 5, p. 5, no. 87, p. 85.
[901] La Marche, II p. 207.
* * * * *
XIII
HET BEELD EN HET WOORD
De nieuwe gedachten, die straks als Renaissance en Hervorming aan het
firmament zullen staan, vinden in de Fransch-Nederlandsche kunst en
litteratuur der vijftiende eeuw nog zoo goed als geen uitdrukking.
De beeldende kunst en de letterkunde dienen nog uitsluitend den geest,
die afstervende is: den geest der eindigende Middeleeuwen. Zij vinden
nauwelijks een andere taak dan het volkomen uitbeelden en versieren van
lang doordachte voorstellingen. De gedachte schijnt uitgeput, de geest
wacht nieuwe bevruchting.
In perioden, waarin de schepping van schoonheid zich bepaalt tot louter
omschrijving en uitdrukking van reeds bezonken en doorwerkt gedachten-
materiaal, krijgt de beeldende kunst een dieper waarde dan de litteratuur.
Dat geldt niet voor den
|