neering en obsceniteit, zooals het zoovelen doen:
Deschamps, Antoine de la Salle, Jean Molinet, dan is er nog minder
aanleiding dan bij een modernen dichter, om die producten over
hypothetische tijdperken van wereldzin en inkeer te verdeelen. De
tegenstrijdigheid, die ons bijna onbegrijpelijk is, moet worden
aanvaard.
Er komen zonderlinge vermengingen voor van de bizarre prachtliefde van
den tijd met strenge devotie. Het is niet alleen in de overlading van
het geloof met schilderkunst, edelsmeedkunst en sculptuur, dat zich de
ongebreidelde behoefte uit, om alles van het leven en van de gedachte
bont te versieren en te verbeelden. In de aankleeding van het geestelijk
leven zelf dringt somtijds die honger naar kleur en schittering door.
Broeder Thomas vaart heftig uit tegen alle weelde en overdaad, maar het
eigen getimmerte, vanwaar hij spreekt, is door het volk behangen met de
rijkste tapisserieen, die men krijgen kon. [596] Philippe de Mezieres is
het volkomenste type van die prachtlievende vroomheid. Hij heeft voor de
orde van de Passie, die hij stichten wilde, alles wat kleedij betreft,
haarfijn vastgesteld. Het is als een feest van kleuren, dat hij zich
droomt. De ridders zullen al naar hun rang in 't rood, in 't groen,
scharlaken of hemelsblauw gaan; de grootmeester in 't wit; wit zullen
ook de feestgewaden zijn. Het kruis zal rood zijn, de gordels van leer
of van zijde met hoornen gesp en verguld koperen versiering. De laarzen
zullen zwart zijn en de kaproen rood. Ook het ordekleed der broeders,
servanten, klerken en vrouwen wordt nauwkeurig beschreven. [597]--Van
die orde kwam niets, Philippe de Mezieres bleef zijn leven lang de
groote kruistochtfantast en plannenmaker. Maar hij vond te Parijs in het
klooster der Celestijnen de plaats, die hem bevredigen kon: zoo streng
de orde was, zoo schitterend van goud en edele steenen waren kerk en
klooster, een mausoleum van vorsten en vorstinnen. [598] Christine de
Pisan achtte de kerk volmaakt van schoonheid. Mezieres vertoefde er als
leek, deelde in het strenge leven der kloosterlingen en bleef toch in
het verkeer met de groote heeren en schoone geesten van zijn dagen, een
mondain-artistieke tegenhanger van Gerard Groote. Hierheen trok hij ook
zijn vorstelijken vriend Orleans, die er den inkeer van zijn woeste
leven en ook zijn vroege rustplaats vond.
De oude koning Rene ontdekte op de jacht in de buurt van Angers een
kluizenaar: een priester, die zijn prebende had op
|