spreken over den
staat zijner ziel. [592] Jean Coustain, de ontrouwe dienaar van Philips
den Goede, een goddelooze, die nauwelijks mis hoorde en nimmer aalmoes
gaf, keert zich onder beulshanden tot God in zijn ruw Bourgondisch
patois met een hartstochtelijke aanroeping. [593]
Philips de Goede zelf is een der treffendste voorbeelden van die
verbinding van vroomheid met wereldschen zin. De man van de overdadige
feesten en de talrijke bastaarden, van de sluwe politieke berekening,
den geweldigen trots en toorn, is een ernstig devote. Hij pleegt tot
lang na de mis in zijn bidvertrek te blijven. Hij vast vier dagen in de
week met water en brood, en bovendien op alle vigilien van Onze Lieve
Vrouw en de apostelen. Somtijds heeft hij om vier uur na den middag nog
niets gegeten. Hij geeft veel aalmoezen, en in het geheim. [594] Na de
verrassing van Luxemburg blijft hij zoo lang na de mis verdiept in zijn
getijden en daarna in bijzondere dankgebeden, dat zijn gevolg, dat hem
te paard afwacht, want de strijd was nog niet afgeloopen, ongeduldig
wordt: de hertog kon het een andermaal wel inhalen, om al die
paternosters te zeggen. Men waarschuwt hem, dat er gevaar dreigt, als
hij langer toeft. Maar Philips antwoordt enkel: "Si Dieu m'a donne
victoire, il la me gardera." [595]
Er is in dat alles geen schijnheiligheid of ijdele bigotterie te zoeken,
maar een spanning tusschen twee geestelijke polen, die in den modernen
geest nauwelijks meer bestaanbaar is. Het is het volstrekte dualisme in
de opvatting van de zondige wereld tegenover het rijk Gods, dat deze
mogelijkheid toelaat. In den middeleeuwschen geest zijn alle hoogere en
zuiverder sentimenten geabsorbeerd in religie, terwijl de natuurlijke,
zinnelijke aandriften, bewust verworpen, zinken moeten tot een niveau
van zondig geachten wereldzin. In het middeleeuwsche bewustzijn vormen
zich als 't ware twee levensopvattingen naast elkander: de vrome,
ascetische opvatting heeft alle zedelijke gevoelens tot zich getrokken:
des te bandeloozer wreekt zich de wereldzin, geheel aan den duivel
overgelaten. Overheerscht een van beide geheel, dan ziet men den heilige
of den teugelloozen zondaar; maar in den regel houden zij elkaar in
wankel evenwicht met wijden doorslag, en ziet men de felle menschen,
wier rood bloeiende zonden bij wijlen hun overstortende vroomheid des te
heviger doen uitbarsten.
Wanneer men een middeleeuwsch dichter de vroomste lofdichten ziet maken
naast allerlei profa
|