otseling dringt nu de volle heiligheid en wonderlijke werkdadigheid
van die woorden tot hem door, en hij neemt zich voor, om voortaan alleen
door de herinnering aan den doop den duivel te verjagen, zonder het
kruisteeken te maken. [586]--Le Jouvencel zal een kampgevecht bijwonen;
de partijen staan gereed, om op de hostie hun goed recht te bezweren.
Opeens doorgrondt de ridder de peillooze noodzakelijkheid, dat een dier
beide eeden valsch moet zijn, dat een van beiden zich verdoemen gaat, en
zegt: zweert niet, vecht alleen om den inzet van 500 schilden, zonder
een eed te doen. [587]
De vroomheid van de hoogaanzienlijken met hun zwaren levensballast van
wijdloopige praal en felle geneuchten heeft juist daardoor zeer dikwijls
het spasmodische, dat ook de volksvroomheid kenmerkt. Karel V van
Frankrijk laat dikwijls op het opwindendste oogenblik de jacht in den
steek, om naar de mis te gaan. [588] De jonge Anne de Bourgogne,
Bedford's gemalin, ergert den eenen keer de burgers van Parijs, door in
woesten rit een processie met slijk te bespatten. Maar een andermaal
verlaat zij te middernacht den bonten zwijmel van een hoffeest, om bij
de Celestijnen metten te hooren. En haar droeven jongen dood beloopt zij
door de ziekte, die zij opdeed bij het bezoeken van de arme kranken in
het Hotel Dieu. [589]
Tot in raadselachtige uitersten voltrekt zich de tegenstelling van
vroomheid en felle zonde in een figuur als Lodewijk van Orleans, onder
al de groote dienaren van weelde en genot de meest gedebaucheerde, de
hartstochtelijkste wereldling. Hij is zelfs overgegeven aan
tooverkunsten, en weigert er zich van te bekeeren. [590] Dezelfde
Orleans is niettemin zoo devoot, dat hij zijn cel heeft bij de
Celestijnen in het gemeene dormter; hij deelt er het kloosterlijk leven,
hoort er metten te middernacht, en soms vijf of zes missen per dag.
[591]--Gruwelijk is die verbinding van godsdienst en misdaad bij Gilles
de Rais, die temidden van zijn kindermoorden te Machecoul een dienst
sticht ter eere der Onnoozele kinderkens, voor het heil van zijn ziel,
en verbaasd is, als zijn rechters hem voorhouden, dat hij een ketter is.
Al is het met minder scharlaken zonden, dat de vroomheid bij anderen
gepaard gaat, het type van den devoten wereldling vertoonen velen: de
barbaarsche Gaston Phebus, graaf van Foix, de frivole koning Rene, de
verfijnde Charles d'Orleans. Jan van Beieren, de hardvochtige en
heerschzuchtige, komt vermomd Lidwina van Schiedam
|