hebben. De
hertog van Bourgondie laat voor het Engelsche gezantschap, dat hij te
Valenciennes verwacht, de badstoven der stad in orde maken "pour eux et
pour quiconque avoient de famille, voire bains estores de tout ce qu'il
faut au mestier de Venus, a prendre par choix et par election ce que on
desiroit mieux, et tout aux frais du duc." [359] De ingetogenheid van
zijn zoon Karel den Stoute wordt hem door velen euvel geduid als voor
een vorst niet passend. [360] Onder de mechanieke vermakelijkheden van
den lusthof te Hesdin vermelden de rekeningen "ung engien pour moullier
les dames en marchant par dessoubz." [361]
Doch het is geen tekortschieten aan het ideaal alleen. Naast den stijl
der veredele liefde had ook de ongebondenheid zelf haar stijl, en wel
een zeer ouden. Men kan hem den epithalamischen stijl noemen. Op het
gebied van de verbeeldingen der liefde erft een verfijnde samenleving
als die der laatste Middeleeuwen zooveel overoude motieven, dat de
erotische stijlen met elkaar wedijveren of zich onderling vermengen.
Veel ouder wortels en een even vitale beteekenis als de stijl der
hoofsche min had die primitieve vorm der erotiek, die de
geslachtsgemeenschap zelf verheerlijkt, door de christelijke cultuur
verdrongen uit zijn waarde van heilig mysterie, maar niettemin altijd
even levend.
De geheele epithalamische toestel, met zijn onbeschaamden lach en zijn
phallische symboliek, had eens deel uitgemaakt van de heilige riten zelf
der bruiloftsviering. Huwelijksplechtigheid en bruiloftsfeest waren
eenmaal ongescheiden geweest: een groot mysterie, dat zich concentreerde
op de copulatie. Toen was de Kerk gekomen en had de heiligheid en het
mysterie voor zich genomen, door ze te verleggen naar het sacrament der
plechtige verbintenis. De accessoires van het mysterie, de stoet en het
lied en de juichkreet, had zij overgelaten aan het bruiloftsfeest. Maar
daar leefden zij nu, ontdaan van hun sacraal karakter, in des te
wulpscher ongebondenheid voort, en de Kerk was machteloos gebleven, die
daar te keeren. Geen kerkelijke zedigheid kon den heftigen levenskreet
van het Hymen o Hymenaee! dempen. Geen puriteinsche zin heeft de
schaamtelooze publiciteit van den huwelijksnacht uit de zeden doen
verdwijnen, immers onze zeventiende eeuw kent haar nog in vollen fleur.
Eerst het moderne individueele sentiment, dat in stilte en duister
hullen wilde, wat van twee alleen was, heeft die zede gebroken.
Wanneer men zich herinnert, d
|