er 1702, hier waren die voor rekening van de Spaansche
regeering geladen galjoenen gezonken, hier kwam kapitein Nemo,
naarmate van zijn behoeften, de millioenen halen, waarmee hij zijn
Nautilus bevrachtte. Het was voor hem, voor hem alleen dat Amerika
zijn kostbare metalen had opgebracht; hij was alleen en onverdeeld
erfgenaam van die aan de Incas en hun door Ferdinand Cortez onderworpen
volken ontroofde schatten!
"Wist gij, mijnheer de professor," vroeg hij mij glimlachend, "dat
de zee zoovele rijkdommen bevatte?"
"Ik wist alleen," antwoordde ik, "dat men het zilver, dat in het
zeewater is opgelost, op twee millioen centenaars schat."
"Zonder twijfel, doch om het er uit te halen zou meer kosten dan het
waard was. Hier integendeel behoef ik maar op te rapen wat de menschen
verloren hebben, en niet alleen in de baai van Vigo, maar op duizend
andere plaatsen van schipbreuken, die ik allen op mijn kaarten heb
aangeteekend. Begrijpt gij nu dat ik meer dan millionnair ben?"
"Ik begrijp het, kapitein. Vergun mij evenwel de opmerking dat, nu
gij de baai van Vigo op deze wijze onderzoekt, gij de werkzaamheden
eener maatschappij voorkomt."
"Welke?"
"Een maatschappij, die van de Spaansche regeering concessie heeft
gekregen om de gezonken galjoenen op te sporen. De aandeelhouders
worden uitgelokt door het vooruitzicht van grove voordeelen, want
men schat de waarde der verzonken schatten op 250 millioen gulden."
"Die waren er," antwoordde kapitein Nemo, doch nu niet meer."
"Ik geloof dat graag," zei ik; "een goede raad aan die aandeelhouders
zou dan ook een daad van welwillendheid zijn. Wie weet echter of
men dien raad wel zou aannemen? Want wat spelers vooral betreuren,
is niet zoozeer het verlies van hun geld als wel dat van hun dwaze
verwachtingen. Ik beklaag ze dan ook minder, dan die duizenden
ongelukkigen voor wie deze rijkdommen bij een verstandige verdeeling,
van groot nut zouden geweest zijn, terwijl ze nu nutteloos voor
hen blijven!"
Ik had deze woorden niet uitgesproken of ik begreep dat ik kapitein
Nemo had moeten grieven.
"Nutteloos!" antwoordde hij, terwijl hij in vuur geraakte. "Gelooft gij
dan, mijnheer, dat die rijkdommen verloren zijn, nu ik ze verzamel? Is
het volgens uw oordeel voor mij, dat ik mij de moeite geef die schatten
op te rapen? Wie zegt u dat ik er geen goed gebruik van maak? Gelooft
gij dan, dat ik niet weet dat er een lijdende menschheid bestaat, dat
er slaafs onderdrukte volk
|