|
ze inval, ik hield mij gelukkig in, en ging op mijn
bed liggen om die onrust een weinig te doen bedaren! Langzamerhand
werd ik wat kalmer, maar mijn al te opgewonden geest deed mij als
't ware mijn geheele verblijf aan boord van den Nautilus vluchtig
overzien. Alle gelukkige of ongelukkige gebeurtenissen, die mij
sedert mijn verdwijning van de Abraham Lincoln waren overkomen, de
onderzeesche jacht, de Torresstraat, de woeste Papoea's, de stranding,
het koralen kerkhof, de Arabische tunnel, het eiland Santorino,
de duiker van Creta, de baai van Vigo, Atlantis, de ijsbank, de
Zuidpool, de insluiting in het ijs, het gevecht met de inktvisschen,
de storm in den Golfstroom, de Vengeur en het verschrikkelijk
tooneel van het schip, dat met zijn geheele bemanning in den grond
werd geboord!.... Al die gebeurtenissen kwamen mij achtereenvolgens
voor oogen, evenals een beschilderd doek, dat achter op het tooneel
voorbijschuift. Kapitein Nemo werd in mijn verbeelding ontzaglijk
groot te midden van al die vreemde voorvallen. Zijn vormen werden
breed, hij nam een bovenmenschelijke gedaante aan. Hij was niet meer
mijns gelijke, het was de waterbewoner, de beheerscher der zeeen.
Het sloeg toen half tien; ik zat met het hoofd tusschen de handen, uit
vrees dat het anders uit elkander zou barsten, en sloot de oogen. Ik
wilde niet meer denken. Nog een half uur wachten. Een half uur van
angst, dat mij krankzinnig kon doen worden!
Op dat oogenblik hoorde ik de akkoorden van een orgel, een treurige
harmonie, als de droeve klacht eener ziel, die haar aardsche kluisters
wil verbreken. Ik luisterde zoo scherp mogelijk toe, haalde nauwelijks
adem, en was evenals kapitein Nemo weldra in een muzikale verrukking,
die ons de wereld met al wat haar aankleeft doet vergeten. Daarna
ontstelde ik door een plotseling invallende gedachte; kapitein Nemo
had zijn kamer verlaten, hij was in den salon, waar ik doorheen moest
om te vluchten. Daar zou ik hem dus een laatste maal ontmoeten. Hij
zou mij zien en misschien toespreken! Een beweging van hem kon mij
vernietigen, een enkel woord mij aan boord kluisteren!
Ondertusschen zou het tien uur slaan, het oogenblik was gekomen waarop
ik mijn kamer verlaten, en mij bij mijn makkers moest voegen. Ik
mocht niet meer aarzelen, al stond de kapitein ook voor mij. Ik
opende voorzichtig de deur, en toch dacht ik, toen zij opendraaide,
dat de scharnieren een vreeselijk geweld maakten. Misschien bestond
dat geraas sle
|