FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349  
350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   >>   >|  
Ce me semble, tant qu'il y soit. Des erbes ung flair doulx issoit, Que l'air sery adoulcissoit, Et en bruiant par la valee Ung petit ruisselet passoit, Qui les pays amoitissoit, Dont l'eaue n'estoit pas salee. La buvoient les oysillons, Apres ce que des grisillons, Des mouschettes et papillons Ilz avoient pris leur pasture. Lasniers, aoutours, esmerillons Vy, et mouches aux aguillons, Qui de beau miel paveillons Firent aux arbres par mesure. De l'autre part fut la closture D'ung pre gracieux, ou nature Sema les fleurs sur la verdure, Blanches, jaunes, rouges et perses. D'arbres flouriz fut la ceinture, Aussi blancs que se neige pure Les couvroit, ce sembloit paincture, Tant y eut de couleurs diverses." Een beekje murmelt over kiezelsteenen; visschen zwemmen erin, een boschje spreidt zijn takken als groene gordijnen over den oever. En opnieuw volgt een opsomming van vogels: daar nestelen eenden, duiven, reigers, fazanten. Wat is het effekt van de uitgebreide uitwerking van het natuurtafereel in het gedicht, vergeleken met het schilderstuk, de uitdrukking derhalve van eenzelfde inspiratie met verschillende middelen?--Dat de schilder door den aard van zijn kunst gedwongen is tot eenvoudige natuurgetrouwheid, terwijl de dichter zich verliest in vormlooze oppervlakkigheid en het opsommen van conventioneele motieven. De poezie staat in dit opzicht niet zoo na aan de schilderkunst als het proza. Dit laatste is minder gebonden aan bepaalde motieven. Het beoogt soms nadrukkelijker de nauwkeurige weergave van een geziene werkelijkheid. Het voert die uit met vrijer middelen. Daardoor vertoont het proza misschien beter dan de poezie de diepere verwantschap van litteratuur en kunst. De grondtrek van den laat-middeleeuwschen geest is zijn overmatig visueel karakter. Deze staat in nauw verband met de atrophieering der gedachte. Er wordt in gezichtsvoorstellingen gedacht. Alles wat men uitdrukken wil, wordt neergelegd in een zichtbaar beeld. De volstrekte gedachtenleegheid van de allegorische vertooningen of gedichten kon worden geduld, omdat de bevrediging geheel in het geziene lag. De neiging om het uiterlijk zichtbare onmiddellijk weer te geven vond een sterker en volkomener uiting door picturale middelen dan door litteraire. En eveneens een sterker uiting door de middelen van het proza dan door die der poezie. Vandaar dat he
PREV.   NEXT  
|<   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349  
350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   >>   >|  



Top keywords:

middelen

 

poezie

 
geziene
 

arbres

 
motieven
 

uiting

 

sterker

 

schilderkunst

 

beoogt

 

nauwkeurige


weergave

 
werkelijkheid
 

nadrukkelijker

 

minder

 
gebonden
 
bepaalde
 
laatste
 

opsommen

 

gedwongen

 
eenvoudige

natuurgetrouwheid
 

schilder

 

derhalve

 

eenzelfde

 
inspiratie
 
verschillende
 

terwijl

 

dichter

 

opzicht

 

conventioneele


verliest
 

vormlooze

 

oppervlakkigheid

 

geduld

 

bevrediging

 

geheel

 

neiging

 

worden

 

gedachtenleegheid

 
volstrekte

allegorische

 
vertooningen
 
gedichten
 

uiterlijk

 

litteraire

 
picturale
 

eveneens

 
Vandaar
 

volkomener

 
onmiddellijk