Ce me semble, tant qu'il y soit.
Des erbes ung flair doulx issoit,
Que l'air sery adoulcissoit,
Et en bruiant par la valee
Ung petit ruisselet passoit,
Qui les pays amoitissoit,
Dont l'eaue n'estoit pas salee.
La buvoient les oysillons,
Apres ce que des grisillons,
Des mouschettes et papillons
Ilz avoient pris leur pasture.
Lasniers, aoutours, esmerillons
Vy, et mouches aux aguillons,
Qui de beau miel paveillons
Firent aux arbres par mesure.
De l'autre part fut la closture
D'ung pre gracieux, ou nature
Sema les fleurs sur la verdure,
Blanches, jaunes, rouges et perses.
D'arbres flouriz fut la ceinture,
Aussi blancs que se neige pure
Les couvroit, ce sembloit paincture,
Tant y eut de couleurs diverses."
Een beekje murmelt over kiezelsteenen; visschen zwemmen erin, een
boschje spreidt zijn takken als groene gordijnen over den oever. En
opnieuw volgt een opsomming van vogels: daar nestelen eenden, duiven,
reigers, fazanten.
Wat is het effekt van de uitgebreide uitwerking van het natuurtafereel
in het gedicht, vergeleken met het schilderstuk, de uitdrukking derhalve
van eenzelfde inspiratie met verschillende middelen?--Dat de schilder
door den aard van zijn kunst gedwongen is tot eenvoudige natuurgetrouwheid,
terwijl de dichter zich verliest in vormlooze oppervlakkigheid en het
opsommen van conventioneele motieven.
De poezie staat in dit opzicht niet zoo na aan de schilderkunst als het
proza. Dit laatste is minder gebonden aan bepaalde motieven. Het beoogt
soms nadrukkelijker de nauwkeurige weergave van een geziene werkelijkheid.
Het voert die uit met vrijer middelen. Daardoor vertoont het proza
misschien beter dan de poezie de diepere verwantschap van litteratuur en
kunst.
De grondtrek van den laat-middeleeuwschen geest is zijn overmatig
visueel karakter. Deze staat in nauw verband met de atrophieering der
gedachte. Er wordt in gezichtsvoorstellingen gedacht. Alles wat men
uitdrukken wil, wordt neergelegd in een zichtbaar beeld. De volstrekte
gedachtenleegheid van de allegorische vertooningen of gedichten kon
worden geduld, omdat de bevrediging geheel in het geziene lag. De
neiging om het uiterlijk zichtbare onmiddellijk weer te geven vond een
sterker en volkomener uiting door picturale middelen dan door
litteraire. En eveneens een sterker uiting door de middelen van het
proza dan door die der poezie. Vandaar dat he
|