ar Parijs, van Parijs naar de provincie te sleepen. Een poosje
blijft het dan weer stil.
De ellende en de honger in de onderste sfeer van het volksleven, de
epidemien en de pest, de misoogsten en de braakliggende landen, de
opstanden der boeren en de galgen waaraan men de boeren hangt--het is
alles de noodlottige tegenpool van de heerlijkheid en de verfijning in
de sfeer van de "mouches" en de gepoederde pruiken, van de goudstralende
toiletten met juweelen en diamanten bestikt, van de feerieke
illuminaties der alom verrijzende lustverblijven, van de schitterende,
sierlijke, geestige, scherpzinnige lichtmissen en wellustelingen, die
deze lustverblijven bewonen--het is de eeuwig-lichtlooze tegenpool van
die bovensfeer badend in licht, stralend in weelde, zwelgend in
genietingen, stikkend in geilheid.
* * * * *
Naast en dwars door 't verval der absolutistisch-feudale klassen heen,
gaat de groote voorwaartsche beweging der bourgeoisie: haar ekonomische
vooruitgang, de toeneming van haar politiek-socialen invloed, de groei
van haar revolutionaire gezindheid en haar zelfbewustzijn.
Het sociale knooppunt waarin verval en vooruitgang samenkomen, vormt
de groep der groote finantiers: de algemeene belastingpachters, de
bestuurders der koloniale (West-Indische) handelslichamen, die der
koninklijke bank (Caisse d'Escompte) enz. Deze groep moet sommige
misbruiken van het oude regiem, zooals de willekeur der absolute
monarchie en de onverantwoordelijkheid der bureaukratie, krachtig
bestrijden; zij heeft belang bij orde en regel in den staat, bij de
openbaarheid en goede administratie der rijks-finantien; maar aan de
andere zijde trekt zij reuzenprofijten uit deze misbruiken, uit de
ontreddering en de benardheid van het oude stelsel evenals uit de
monopolies, die er bij behooren. Zoo staat zij hervorming voor, maar
zit tevens vast aan het oude.
In Parijs concentreert zich de haute finance. Daar verrijzen de
pronkerige reuzenhotels der algemeene belastingpachters, de geldkoningen
van den tijd. Hun levenswijze wedijvert met die der groote adellijke
geslachten in brooddronken verspilzucht en kostbare verfijning, hun
zonen ruineeren zich als de zonen der edellieden door maitressen en
paarden, bouw-woede en spel. De toegang tot het hof blijft hun ontzegd,
maar in werkelijkheid beheerschen zij de monarchie in stijgende mate:
het absolutisme, de macht van het verleden, vervalt in afhankelijkheid
van
|