zagen, is de geweldige burcht
der kerk, de driedubbele wal van haar ekonomische, sociale en ideologische
macht, in werkelijkheid de sleutel tot de verdedigingslinies van het
ondergaand regiem.
De man die, dank zij zijn gelukkigen, zeldzaam veelzijdigen en
evenwichtigen aanleg en zijn levensomstandigheden, alle voorname
stroomingen der burgerlijke verlichting in zich vereenigen kon, is
Voltaire. De aspiraties van het toonaangevend deel der bourgeoisie van
dien tijd--de finantieele--belichaamt hij als geen ander, als geen
ander is hij het bewustzijn van haar maatschappelijk zijn. Buffon moge
grootscher zijn, Diderot vuriger, meer met revolutionaire elektriciteit
geladen, La Mettrie, Helvetius en Holbach onverschrokkener de
konsekwenties trekken van de nieuwe anti-godsdienstige wereldbeschouwing,
--Voltaire geldt bij vriend en vijand als de onbetwiste aanvoerder van
den aanval op dwang, tyrannie en bijgeloof. Den strijd tegen de machten
van het oude regiem voert hij onstuimig en toch behoedzaam, hij valt
aan, dringt vooruit, retireert behendig wanneer hij in 't nauw wordt
gebracht: (zelden gaf hij eenig geschrift uit onder zijn eigen naam,
altijd was hij klaar om zijn geesteskinderen te verloochenen) zoo komt
hij voortdurend voorwaarts. Hij is zoowel overmoedig als gesmijdig,
ontziet stelselmatig het koningschap, om de volle kracht van zijn
aanvallen op de kerk te koncentreeren. Altijd houdt hij zich, met
onfeilbare intuitie, in het "juiste midden" der gedachte-bataljons, die
tegen de oude wereld en haar ideologie oprukken; hij waarschuwt en kant
zich tegen alle materialistische en atheistische denk-excessen zijner
dicipelen en medestrijders; bekapittelt ze, beknort ze zoolang mogelijk
_en famille_; verloochent ze zoo 't moet, om niet gekompromitteerd te
worden, in 't openbaar. Hij is 't zuivere type van den "integralen
leider." Hij is ook, natuurlijk, de man van het succes, de centrale
figuur, aan wien de arbeid en de worstelingen van heel het strijdend
volk der denkers en schrijvers ten goede komt, de afgod der
tijdgenooten. In zijn denkbeelden en zijn persoonlijk leven belichaamt
hij het deel der bourgeoisie, dat, in vele dingen onverzoenlijk staande
tegenover het oude regiem, toch met de dragers daarvan overeenstemt in
een zekere luchthartige en aristokratische, althans anti-demokratische[17]
levensopvatting, door hun lichtzinnigheid en genotzucht in zekere mate
is besmet. Hij is idealist, hij meent het ernstig met d
|