ar dezelfde plek, waar in dien tusschentijd een nieuw
allerliefst landhuisje was verrezen. "Hier, mijn beer," zei ze, "is uw
kluis; ge koost ze zelf, de vriendschap biedt ze u aan: laat nu die
booze plannen varen van ons te willen verlaten voor Geneve." Dat was
echt vriendschappelijk gehandeld; zij deed wel zich zelve pleizier, maar
bedoelde toch in de eerste plaats Rousseau gelukkig te maken.--O wij
arme menschen, dat onze best-bedoelde daden zoo dikwijls leed en ellende
brengen over wie wij vreugde willen geven en over ons zelf.
Rousseau was getroffen, maar kon niet dadelijk besluiten. Hem was juist
de betrekking aangeboden van bibliothecaris van Geneve; hij hield van
zijn land, hij had illusies over daarheen terug te keeren, maar hij
voelde zich niet erg geschikt voor die betrekking doordat hij geen
grieksch kende, en hij hield ook van de heerlijke bosschen en van de
lieve vriendin die hem op zoo beminnelijke wijze een nestje had bereid.
Hij aarzelde, een groote onrust kwam over hem, hij voelde zijn wil tot
vrij en onafhankelijk leven doorkruist door een anderen wil. In een
voorgevoel van de verdrietelijkheden die 't zwichten voor dien wil over
hem brengen zou, schreef hij aan Mme d'Epinay: "Hoe slecht begrijpt ge
uw belang, om een vriend tot een knecht te willen maken" ... (altijd
weer die angst voor dienstbaarheid). "Ik ben niet bezorgd hoe te leven
en te sterven, maar de twijfel die mij wreed verontrust is: welke
gedragslijn mij gedurende den tijd dat ik nog te leven heb, de grootste
onafhankelijkheid zal verzekeren. In Parijs heb ik die, ondanks al mijn
pogingen, niet gevonden. Ik zoek haar met sterker drang dan ooit, en wat
mij sedert een jaar wreed bedroeft, is niet te kunnen onderscheiden waar
ik haar 't zekerst zal vinden. De grootste waarschijnlijkheden zijn voor
mijn land, maar ik beken dat ik haar zachter zou vinden in uw nabijheid.
De groote verlegenheid waarin ik mij bevind kan niet lang duren: binnen
acht dagen zal mijn besluit genomen zijn".... Maar ook nadat hij haar
had geschreven: "mijn besluit is genomen, ge begrijpt wel dat gij
overwonnen hebt," bleef hij naar eigen getuigenis "door een toestand van
innerlijke krisis gekweld."
Door die innerlijke gejaagdheid gedreven, bespoedigde hij zijn
verhuizing zooveel mogelijk: met Paschen 1756 trok hij naar de
Hermitage. Behalve Therese verzelde hem ook haar moeder, hoog bejaard
maar nog kras, die voortaan bij hen inwonen zou. Hij weigerde absoluut
in te
|