jaloersch (als de
meeste geborneerde vrouwen) en het soms niet nauw nam met de waarheid.
Dat er een periode van hun samenleven is geweest waarin haar affektie
voor Rousseau verkoeld was weten wij door hem zelf: dergelijke tijden
van vervreemding in een huwelijksleven van vier-en-dertig jaar en dat
met een man als Rousseau, zoo moeilijk om mee om te gaan, vaak zoo
ongelijk van humeur, zoo veeleischend en bedorven, zijn allerminst
verwonderlijk. Dat zij kort voor 't eind van zijn leven, als oude vrouw
al, een gril gehad zou hebben voor een stalknecht moge min smakelijk
zijn: rekent men haar dit aan als een onvergeeflijke trouwbreuk, dan
moet men dit Rousseau zijn gloeiende hartstocht voor Mme d'Houdetot ook
doen. Maar daaraan denkt niemand.
Tegenover de fouten en tekortkomingen van Therese staat 't volgende;
staat, ten eerste, de getuigenis van Rousseau zelf. Niet eenmaal, maar
vele malen heeft hij uitgesproken, in de "Confessions" en in zijn
brieven, dat zij zijn troost en zijn geluk geweest is, "de eenige
werkelijke troost die de hemel hem toezond in zijn ellende, en die zijn
lot dragelijk heeft gemaakt." Niet enkel haar "engelachtig hart" bleef
hem bekoren, haar "zuivere uitmuntende aard, die geen boosheid kende,"
hem aantrekken--maar ook haar natuurlijk verstand gaf hem dikwijls
steun in moeilijke omstandigheden en haar raad in praktische
aangelegenheden bleek altijd goed.
En naast het getuigenis van Rousseau staat dat der feiten.
Vanaf hun eerste samenwonen in het dakkamertje van de rue de Grenelle,
waar zij van '47 tot '56 verblijf hielden, gelukkig als twee tortels,
arm en tevreden met hun eenvoudig huishoudentje,--al werd dat geluk en
die vrede dikwijls gestoord door de intrigeerende, bemoeialachtige
schoonmoeder en de onverzadelijk-hebzuchtige familie van Therese, heel
een sleep van broers, tantes, nichtjes en neven als een troep haaien,
tuk op buit, haar nazettend;--tot aan de laatste moeilijke weken in het
kasteel Ermenonville waar de dood hem van waan en wantrouwen verloste,
trok zij overal met hem mee. Zij was de ijverige zorgvuldige
huishoudster die de materieele basis van zijn bestaan verzorgde, het
zijn vrienden behagelijk maakte, ze ontving met een eenvoudig, maar
goed-toebereid maal, gelijk hij 't liefst had. Zij was de trouwe
verpleegster wier zorg hij vaak geen dag kon missen, wanneer de
aanvallen van zijn kwaal, die 's winters plagt te verergeren, hem
maanden lang tot een invalide maakte. Zij w
|