erst in Chambery, toen in Lyon, had hij zich gewaagd aan 't schrijven
van dramatische muziek in italiaanschen stijl, maar de proeven in 't
vuur geworpen. Om rustiger te kunnen werken, zocht hij zijn oude
hotelletje in de rue des Cordiers weer op. Daar diende toen een jong
linnenmeisje uit Orleans, van burgerfamilie, maar die aan lager wal was
geraakt. De jongste uit het groote gezin, was haar opvoeding totaal
verwaarloosd geworden; zij kon nauwelijks lezen, schrijven heel slecht.
Zij heette Therese le Vasseur. Mooi was zij niet, wel aantrekkelijk door
de zachte levendigheid van haar blik en haar bescheiden optreden. Zij at
aan tafel met de commensaals, die, vooral de geestelijken onder hen, het
schuwe deerntje in 't nauw brachten met schuinsche grappen en
onhebbelijkheden. Alleen Rousseau deed daaraan niet mee: hij nam 't voor
haar op tegen de anderen; zij was hem dankbaar, beide hunkerden naar wat
menschelijke zachtheid, beide waren jong (hij ruim tien jaar de oudste);
tusschen hen kwam 't al gauw tot een liefdes-verhouding. Geen lust was
het die hem dreef, en ook geen hartstocht, maar voornamelijk behoefte
aan innigheid. Zijn ambitie, meende hij, was dood, zijn hart was leeg;
hij had een menschelijk wezen noodig dat die leegte vulde.
Eerlijk waarschuwde hij haar dat hij haar nooit wettelijk huwen, maar
ook nooit loslaten zou. En zoo deed hij. Zij bleven samen in vrije
liefde tot aan zijn dood, vier-en-dertig jaar later.[22]
Den dag dat hij zich aan haar verbond, beschouwde hij als den dag die
vastheid gaf aan zijn zedelijk wezen. En dit was waarheid. Want in den
levensbond met het plebeisch natuurkind--Therese was in buitengewone
mate een wezen van het instinktmatige leven, gelijk men ook thans nog
onder vrouwen vindt, ofschoon zeldzaam: simpel gebouwd als oerplanten,
in hun oordeel en hun handelingen zonder de weifelingen en het voorbehoud
der meeste kultuurmenschen, den stem hunner sterke en zuivere aandriften
volgend--in dien bond vond hij steun bij het verzet van zijn diepste ik
tegen de maatschappij van zijn tijd, tegen haar zeden, haar moraal, haar
overmatige verfijning, haar verstandelijke subtiliteit, haar dorheid van
hart.
Voor zijn letterkundige vrienden en kennissen was zijn keus onbegrijpelijk.
Zij hadden, gehuwd of ongehuwd, allen maitressen--aristokratische dames of
vrouwen uit de haute finance, of pleiziermeisjes, of actrices. Dat sprak
immers van zelf. En al die vrouwen, ook de lichtekooien, hadden
|