en. Hij naderde al de veertig. Wat zou er van hem
worden? Hoe zou hij ontwaken tot het besef van zijn eigenlijk zelf?
De dagen stroomden--stroomden. Elk hunner bracht iets bij tot zijn
afkeer van de hartelooze, verdorven maatschappij die hem omgaf zonder
dat hare wateren en die van zijn wezen zich waarlijk vermengden, elk
hunner bracht iets bij tot zijn hunkeren naar levensvernieuwing,
levensreiniging. Diep in hem, in 't warme nest van het onderbewuste,
groeide het jong broedsel zijner gedachten, vogels die weldra zouden
uitvliegen op breede vlerken, en uitzweven boven die poelen van
pestilentie, en velen, velen meevoeren naar hoogten, waar men weer
ademen kon.
III. DE EERSTE FANFAREN.
Men schreef het jaar 1749; een jaar van zengende gloei-hitte, die de
velden verschroeide. Aan het hof was men vrolijk en speelde komedie, er
werden vele nieuwe, groote en kleine, lustverblijven gebouwd. Door het
land raasde de honger; nu hier, dan daar, maakte de wanhoop der boeren
zich lucht in plaatselijke opstanden. Maar zulke opstanden verontrustten
de heerschers weinig, die uitgemergelde scharen zonder samenhang, zonder
leiding, waren niet gevaarlijk; gevaarlijk was alleen Parijs.
De hoofdstad zoemde als een vertoornde bijenkorf, er hing in haar een
broeiing van revolutionair verzet. Eerst waren de groote wetenschappelijke
voorvechters der nieuwe ideeen begonnen de oude wereld te bombardeeren
met dikke geleerde werken: in '48 was Montesquieu's "Esprit des Lois"
verschenen; in '49 kwamen de eerste drie deelen uit van Buffons
"Histoire Naturelle," een grootsch-opgezette geschiedenis van de aarde
en het leven op haar, lijnrecht ingaande tegen het bijbelsch
scheppingsverhaal. Onder het groote publiek drongen deze diepzinnige
geschriften eerst langzaam door, het greep gretig naar het geharnaste
proza der pamphletten, hun nijdig gezoem vulde de lucht. Het oude regiem
voelde zich reeds verloren, de grond ontzonk hem; van nu af aan volgt
de regeering geen algemeene lijn meer. Nog veertig jaar lang zal zij
zwalken tusschen toegevendheid en gestrengheid, hervorming en reaktie,
nu onderdrukken, dan weer de teugels vieren, zonder iets anders te
bereiken als haar vijanden te prikkelen door 't eene, stoutmoediger te
maken door het andere.
In dien zomer van '49 en de jaren daarna woei een wind van reaktie, men
nam gevangen, vervolgde, trachtte de oppositie den kop in te drukken.
In de provincie waren de gevangenissen overvol. Men kon de
|