ragisch_ heroisme, want zij moesten
in dien strijd verslagen worden. Immers, zij moesten vasthouden aan het
wezen der waren-produktie, aan het privaatbezit der produktie-middelen
dat hun belang, hun behoefte, hun levenssfeer, dat vleesch van hun
vleesch en bloed van hun bloed was.
De nooden en behoeften dezer massaas, nog stom, maar vol innerlijk leven,
hun hunkeringen en hun toornen, hun geluks-aspiraties en hun moreele
verontwaardiging gingen nu haast een stem krijgen, die de wereld zou
opschrikken als een donder eerst, dan aandoen met zoete bekoring,--zij
gingen stem krijgen in Rousseau.
II. HET MOEIZAME LEVEN.
In het najaar van 1741 kwam hij te Parijs, met vijftien goudstukken op
zak, zijn komedietje "Narcisse" en zijn uitvinding, het notenschrift
in cijfers dat, meende hij, hem met een slag vermaardheid en rijkdom
verschaffen zou. Hij had, door vrienden uit Lyon, goede introdukties,
en maakte al spoedig kennis met verschillende geleerden uit officieele
kringen. Een hunner sprak over hem met Reaumur, een bekend zooeloog en
chirurg (de eerste die de cataract opereerde). Door diens toedoen werd
hij in den zomer van '42 uitgenoodigd, zijn memorie over de nieuwe
methode van muziek te schrijven in de Academie der Wetenschappen voor te
lezen.
Hij dacht gewonnen te hebben, maar 't gaf niets als teleurstelling. De
"commissarissen," die het officieele genootschap benoemde om zijn plan
te onderzoeken, waren misschien zeer geleerde mannen, maar van muziek
wisten zij niets af. Hij kreeg een certificaat vol komplimenten en
beleefde wendingen, gelijk de Franschen dat verstaan, maar waarvan de
inhoud er op neer kwam, dat zijn stelsel niet nieuw en niet nuttig was.
Hij voelde zich diep verongelijkt.
Een zijner zeldzame buien van energie, van willen doorzetten, kwam over
hem. Hij sloot zich op in zijn kamer, in een morsig hotelletje in een
vieze straat, de rue des Cordiers, dichtbij de Sorbonne, waar hij
verblijf had genomen, en werkte een paar maanden "met onbeschrijflijken
ijver," om zijn memorie om te smelten tot een "verhandeling over de
moderne muziek." Hij vond door bemiddeling van een kennis een uitgever,
maar 't boekje werd haast niet gelezen en bracht hem geen cent op. Zijn
gouden droomen braken weer tegen de harde werkelijkheid, als toen hij,
soezende knaap, door Milaan gedwaald had.
Hij berustte, niet zoozeer terneergeslagen als gelaten, en verviel in
de apathische stemming die bij hem altijd op een perio
|