ek zou de ziel der vrouw van dien tijd zich reinigen, in zijn
wateren onderduiken om wedergeboren te worden: dichter's smart maakt
duizenden blij van bevende zaligheid.
Zijn buiten-gaan-wonen was voor zijn vrienden en voor de heele coterie
die zich om den rijken epicurist Holbach schaarde, een ergernis geweest.
Zij hadden de natuur ook lief op hun manier: in de tuinen en parken der
lust-verblijven en kasteelen,--maar dat een intellectueel Parijs
ontvlood, om zich in 't wilde woud en 't eenzame veld te begraven,
dat wou er bij hen niet in. Zij zelven zouden 't in de bosschen van
Montmorency geen week hebben uitgehouden. Wat ging die eenzelvige
menschenhater van een Rousseau er dan doen? Zijn misantropie zou er nog
erger worden, hij zou al meer op zich zelf komen te staan en heelemaal
aan hun invloed ontsnappen. Ten minste, als hij 't uithield.... maar hij
zou 't niet uithouden.... Zij hoonden hem en trokken aan hem, dat hij
toch terug zou komen: allemaal dingen, die hij niet kon uitstaan.
Zij hadden misschien wel gelijk dat de eenzaamheid niet onverdeeld goed
voor hem was, 't buiten wonen zijn eenzelvigheid en zijn soms ziekelijke
neiging over kleinigheden te tobben zou verergeren. Maar waar zij zeker
geen gelijk in hadden was, om hem te dwarsboomen in wat hij met zijn
heele ziel verlangde, hem te willen bedillen, en toen dit niets gaf, te
probeeren achter zijn rug om met Therese en haar moeder te bedisselen
hem weer naar Parijs terug te halen. Hij merkte 't ten slotte toch,
en al dit openlijk gemeester en achterbaksche gedoe was zeker 't
allerslechtste voor den prikkelbaren man. Hij voelde zich meer en meer
geirriteerd tegen zijn oude vrienden, Diderot en Grimm. Zij waren,
schreef hij in een klaagbrief aan Mme d'Houdetot, beide mannen van de
wereld geworden, beide "geslaagd." En hij was dezelfde gebleven als
vroeger: daarom pasten zij niet meer bij elkaar.
Diderot, vond hij, schoot telkens te kort tegen hem, door afspraken van
komen of zoo nooit te houden en hem in alles en nog wat te willen
schoolmeesteren. Een paar maal kwam 't tusschen hen tot
onaangenaamheden. De eerste keer, omdat Diderot hem in een brief had
verweten de moeder van Therese den winter in de Hermitage te laten
doorbrengen, op een toon of de oude vrouw daar de bitterste ellende
leed: (zij was er integendeel, verzekerde Rousseau, zoo tevreden en
gezond mogelijk: konden oude menschen soms nergens anders wonen als in
Parijs); de tweede keer, omdat D
|