:
--Haal moeder's kistje!
Hij zakte ineen. Zou hij op dees oogenblik kapot gaan? Hij grabbelde
achterwaarts naar den muur om steun te vatten. Hij kon zijne oogen van
Goedele's hand niet krijgen, die, gebiedend, naar de hooge deur der
leege zalen wees. Hij zeeg lijk een vodde thoope en zijn asem wilde uit
zijn kele niet. Hij snakte. Hij deed zijn kop gedurig hergaan, lijk
iemand die jaknikt, en zijne vingeren scharrelden over den muur, wilden
zich ievers vasthaken.
Goedele keerde zich vluggelings omme en tort klaar-lachend de trap af.
Hare lach klonk heel wit en eendelijk, en ze hoorde Bella beneden even
ophouden met tateren, binstdat moeder vroeg met ontstelde stem:
--Wat gebeurt er?
Ze kwam in de kamer weer en zette zich op een stoel. 't Was hier nu
danig droeve. Ze zei:
--Ge moet mij alzoo niet bekijken, menschen.... Ik heb daar een vieze
leute gehad!
Bella lachte subiet mee.
--Vertel eens, Goedele....
--Straks!
Ze ging voor den spiegel staan en schikte nauwkeurig eenige losse
haarstrengen. Ze peuterde nadien aan een strikje, dat leelijk viel op
haren rechterschouder, en vroeg, onverschillig:
--Hebt ge uw borduurwerk mee, Bella?
--Ja ... wacht even....
Ze zetten zich allebei onder 't noesche vensterlicht, en Goedele schoof
het kleine werktafelken bij. 't Duurde een heelen tijd, eer ze hun
tamboerijn gespannen hadden en de vele zijden strengetjes klaar gemaakt.
Bella was bezig aan een bleek-groen fichu, waar ze teer-gele
boterbloemen op stikte, in kransjes liefelijk saamgebracht. Ze was
seffens aan den gang, haastte zich gejaagd alsof 't gauw afmoest. Ze
boog zich lage over haar werk, en moest bijwijlen scheef gaan zitten om
licht te krijgen op de luttele teekening. Ze werkte altijd zoo,
gauw-weg, zonder goesting en zij en zocht nooit naar een fijne
nuanceering. Ze naaldde de tinten te gare, nagenoeg zooals ze aangeduid
waren op 't model, en ze was alzeere moe, om een beetje te rusten al
zuchtend.
Goedele zat meestendeels met luie vingeren te wachten, te kijken naar
Bella, en ze merkte dan 't een en ander op, bitsig een woord zeggend,
dat onaangenaam klonk. Endelijk geraakte in huis een zwaar en moedeloos
zwijgen, en onderwijl zoefde alover den tuin een grillige wind. Ursule
had hare oogen dichtgedaan en hare handen lagen bijeen, rijzekens mekaar
takend, op haren schoot.
--Zie! sprak Goedele, trouwen, daar moest ge eens aan denken, Bella!
--Trouwen?
Bella giechelde en de streng
|