n en joepte met snokjes opwaarts. Ze gichelde
bij poozen:
--Ikke?... Ikke?... Wel hemelsche deugd! mijn moederken!... Liefde voelen
of andermans liefde ontvangen!... Bespottelijk, zoo'n idee!... Ik zegge
't u: stel u in ruste... Ik trouw met Sebastiaan.
Ze nam Seppie op, schudde hem boven haar hoofd, zoodat het beestje daar
in de leegte, met luie pootjes, te slodderen hing. Ze knikte hem toe,
smeet hem omhooge en grabbelde hem tegen hare borst vaste. Ze lei hem
naderhand op moeder haren schoot terug, merkte hoe ze nu vol met
haarkens was, langs hare schouders en op hare mouwen, en mummelde met
pruilende lippen:
--Hatje! het leelijke jong!...
Ze werd seffens heel ernstig, knipte de haarkens weg, zenuwachtig en
kort. Ursule jubelde in haar eigen, als ze de verklaring kreeg dat het
gewenschte huwelijk ten slotte toch gebeuren zou, maar nadien, bij 't
zonderling gesnap van Goedele, werd ze wantrouwig opnieuw. Ze zweeg
echter en rolde binstdien in haar hoofd een versche golving spijtige
gepeinzen.
Al pratend, en dooreengooiend een reesem lichtzinnige woorden, drilde
Goedele langs de trap naar heur kamer, en sloot zich op. Ze viel lijk
een massa op haar bedde en begon hevig te schreemen. Dat duurde een
lange stonde, tot Justa haar opzoeken kwam voor 't noenmaal. Ze waschte
zich haastig, liet 't kille water vloeien over hare slapen en baaide
hare oogen. Ze had deugd aan die prille frischheid en voelde een klaarte
komen in hare onrustige gedachten. Ze tort dan de eetzaal binnen en ging
neerzitten, naar gewoonte, tusschen vader en moeder.
Na den eten werd aan 't groote hekken gescheld. Bella schoot huppelend
in huis en vloog blozend en schaterend aan Ursule's hals.
--Hoe gaat ge, beste mevrouw?... Wel! men kan het niet eens zien op uw
wezen, dat ge ooit ziek geweest zijt?... Dag, Goedele, dag, beste
heer.... 't Is wel koud buiten, hoor! Dan zet ik het op een drafken
langs de straten ... en de menschen kijken me na.... Ik loop geerne in
't koude weer....
--Ja ... ja ... de jonkheid, lachte Albien.
--Ik ben met de gauwte naar hier gedreveld ... Wilt ge even mijn paletot
helpen uittrekken, Goedele? Dat is een dwaas ding--ik geraak er nooit
van af. Mijn mouwen zijn ook zoo potsierlijk ingewikkeld.... Hai!
mijlieve, ge snokt me haast de armen van het lijf.... Ja! Ja! Ja!
Ze danste van ongedurigheid, bijsde hare heupen en lachte. Ze tikte met
hare vingeren dolle haarkrullekens weg, die op haar voorhoofd belden en
|