n verval dan het
ontrijmen van de oude ridderromans en andere gedichten tot ellenlang
effen proza. Toch beduidt die "derimage" der vijftiende eeuw een
overgang tot een nieuwen geest. Het is het afscheid aan de gebonden
rede als primair uitdrukkingsmiddel, het afscheid aan den stijl van den
middeleeuwschen geest. Nog in de dertiende eeuw kon men alles in rijm
brengen, tot geneeskunde en natuurlijke historie toe, evenals de
Oud-Indische letterkunde alle wetenschap in versvorm bracht. De gebonden
vorm beduidt, dat de voordracht het beoogde middel van mededeeling is.
Niet de persoonlijke, gevoelvolle, expressieve voordracht, maar het
opdreunen. De nieuwe behoefte aan proza beduidt de zucht naar expressie,
de opkomst van het moderne lezen tegenover de oude voordracht. Daartoe
dient ook de verdeeling van de stof in kleine kapittels met resumeerende
opschriften, die in de vijftiende eeuw algemeen wordt. Aan het proza
worden naar verhouding hooger eischen gesteld dan aan de poezie; in den
ouden rijmvorm slikt men alles nog.
Doch de hoogere qualiteit in het algemeen van het proza zit in zijn
formeele elementen; nieuwe gedachte heeft het evenmin. Froissart is het
volledige type van den geest, die in het woord niet denkt, maar enkel
verbeeldt. Hij heeft nauwelijks gedachten, enkel voorstellingen van
feiten. Hij kent slechts een paar zedelijke motieven en gevoelens:
trouw, eer, hebzucht, moed, en die alleen in hun allereenvoudigsten
vorm. Hij gebruikt geen theologie, geen allegorie, geen mythologie,
ternauwernood eenige moraal; hij vertelt maar door, correct, moeiteloos,
geheel adequaat aan het geval, maar toch inhoudloos en nooit treffend,
met de mechanische uiterlijkheid, waarmee de bioscoop de werkelijkheid
weergeeft. Zijn bespiegelingen zijn van ongeevenaarde banaliteit: alles
verveelt, niets is zekerder dan de dood, soms verliest men en soms wint
men. Bij bepaalde voorstellingen treden met werktuigelijke zekerheid
vaste uitspraken op: bij voorbeeld zoo dikwijls hij van Duitschers
spreekt, zegt hij, dat zij hun gevangenen slecht behandelen en bijzonder
hebzuchtig zijn. [928]
Zelfs wat men gewoonlijk van Froissart citeert als puntig gezegde,
verliest veelal die kracht in den samenhang. Het geldt als een scherpe
karakteristiek van den eersten hertog van Bourgondie, wanneer Froissart
hem noemt "sage, froid et imaginatif, et qui sur ses besognes veoit au
loin." Maar Froissart zegt het van iedereen! [929] Ook het bekende
"Ainsi
|