rugge. Daar werkt de gebrekkige bouw reeds
stuitend.
Wanneer nu nooit geziene fantazie moet worden verbeeld, dan vervalt de
vijftiende-eeuwsche kunst in het belachelijke. De groote schilderkunst
bleef daarvoor gespaard door haar strenge onderwerpen, maar de
boekverluchting kon zich niet onttrekken aan het afbeelden van al de
mythologische en allegorische fantazie, die de litteratuur aanbracht.
Een goed voorbeeld levert de illustratie van de _Epitre d'Othea a
Hector_, [972] een uitgewerkte mythologische fantazie van Christine
de Pisan. Het is het onbeholpenste wat men zich kan voorstellen. De
Grieksche goden dragen groote vlerken achter aan hun hermelijnmantels of
bourgondische tabberts; de geheele opzet en uitdrukking mislukt: Minos,
Saturnus, die zijn kinderen verslindt, Midas, die den prijs uitdeelt,
zij vallen allen even zot uit. Doch zoodra de verluchter in den
achtergrond even zijn hart kan ophalen aan een herdertje met schaapjes
of een heuveltje met galg en rad, vertoont hij de gewone vaardigheid.
[973] Men is hier aan de grens van het beeldend vermogen dezer
kunstenaars. In vrij scheppende verbeelding zijn zij tenslotte ongeveer
even beperkt als de dichters.
* * * * *
De allegorische verbeelding had de fantazie in een impasse geleid. De
allegorie kluistert wederkeerig het beeld en de gedachte. Het beeld
kan niet vrij geschapen worden, omdat het de gedachte volkomen moet
omschrijven, en de gedachte wordt in haar vlucht belemmerd door het
beeld. De fantazie heeft zich gewend, de gedachte zoo nuchter mogelijk
in beeld over te brengen, zonder eenig gevoel voor stijl. Temperantia
draagt op haar hoofd een uurwerk, om haar aard aan te duiden. De
verluchter van de _Epitre d'Othea_ nam daartoe eenvoudig het hangklokje,
dat hij ook bij Philips den Goede aan den wand plaatste. [974]--Wanneer
een scherp natuurlijk observeerende geest als Chastellain uit eigen
vinding allegorische figuren teekent, valt het bijster barok uit. Hij
ziet bij voorbeeld in het rechtvaardigingsbetoog naar aanleiding van
zijn gewaagd politiek gedicht _Le dit de verite_ [975] vier dames, die
hem aanklagen. Zij heeten Indignation, Reprobation, Accusation,
Vindication. Ziehier, hoe hij de tweede beschrijft. [976] "Ceste dame
droit-cy se monstroit avoir les conditions seures, [977] raisons moult
agues et mordantes; grignoit les dens et machoit ses levres; niquoit de
la teste souvent; et monstrant signe d'estre arguere
|