"Doux yeulx qui tousjours vont et viennent;
Doulx yeulx eschauffans le plisson,
De ceulx qui amoureux deviennent...."
"Doux yeulx a cler esperlissans,
Qui dient: C'est fait quant tu vouldras,
A ceulx qu'ils sentent bien puissans...." [960]
Die zachte, matte toon, die gelaten melancholie heeft ongemerkt in de
vijftiende eeuw alle conventioneele vormen der erotiek doordrongen. De
oude satire van cynische vrouwenverguizing krijgt er op eens een heel
andere, verfijnde stemming door: in de _Quinze joyes de mariage_ is de
botte vrouwensmaad van voorheen getemperd door een toon van stille
desillusie en gedruktheid, die er het navrante aan geeft van een moderne
huwelijksnovelle: de gedachten zijn ijl, vluchtig uitgedrukt; de
gesprekken zijn te teer voor de boosaardige bedoeling.
In alles wat de uitdrukking der liefde betrof, had de litteratuur een
school van eeuwen achter zich, met meesters van zoo verscheiden geest
als Plato en Ovidius, de troubadours en de vaganten, Dante en Jean de
Meun.--De beeldende kunst daarentegen was hierin nog buitengewoon
primitief, en is dat nog lang gebleven. Eerst in de achttiende eeuw
haalt de afbeelding der liefde de beschrijving ervan in verfijning en
volheid van expressie in. De schilderkunst der vijftiende eeuw kon nog
niet frivool of sentimenteel zijn. Tusschen het kuische en het obscene
had zij nog geen uitdrukkingsmiddel gevonden. Van het liefdeleven zegt
zij weinig, en dat in naieve en onschuldige vormen. Wel moet men zich
hier opnieuw herinneren, dat het meeste wat er van dien aard bestaan
heeft, verloren is. Het zou van buitengewoon belang zijn, als men het
naakt van Van Eyck in zijn Vrouwenbad, waarvan Fazio verhaalt, kon
vergelijken met zijn Adam en Eva. In de laatste ontbreekt het erotische
element volstrekt niet geheel: immers de kunstenaar heeft wel degelijk
den conventioneelen code van vrouwenschoonheid gevolgd, in de kleine,
te hoog geplaatste borsten, de lange slanke armen, den vooruitstekenden
buik. Doch hoe naief heeft hij dat alles gedaan, zonder eenige zucht of
vermogen om te bekoren.--Bekoring moet het essentieele element zijn van
het kleine Liefdetooverijtje, wel met 'school van Jan van Eyck'
betiteld, [961] een kamer, waar een meisje, naakt, zooals dat bij
tooverij hoort, door toovermiddelen den minnaar dwingt, zich te
vertoonen. Hier is het naakt van die bescheiden wulpschheid, die zich in
Cranach's naaktfiguren voortzet.
Het was geen preut
|