en in
1494: "mais le hourd ou les gens donnoient le plus affectueux regard fut
sur l'histoire des trois deesses, que l'on veoit au nud et de femmes
vives." [966] Hoe ver was zuivere schoonheidszin, als men de vertooning
van dat onderwerp in 1468 te Rijssel bij den intocht van Karel den
Stoute geparodieerd ziet door een zwaarlijvige Venus, een magere Juno en
een gebochelde Minerva, met gouden kronen op het hoofd! [967]--Tot diep
in de zestiende eeuw bleven de naakte vertooningen in gebruik: te Rennes
in 1532 bij den intocht van den hertog van Bretagne zag men een naakte
Ceres en Bacchus, [968] en nog Willem van Oranje werd bij zijn inkomst
binnen Brussel op 18 September 1578 vergast op een Andromeda, "een
ionghe maeght, met ketenen ghevetert, alsoo naeckt als sy van moeder
lyve gheboren was; men soude merckelyck geseydt hebben, dattet een
marberen beeldt hadde geweest", aldus Johan Baptista Houwaert, die de
tableaux gearrangeerd had. [969]
* * * * *
De achterlijkheid van het picturale uitdrukkingsvermogen vergeleken bij
de litteratuur beperkt zich overigens niet tot de gebieden, die wij tot
nu toe behandelden: het komische, het sentimenteele, het erotische. Dat
vermogen vindt zijn grenzen, zoodat het niet meer gedragen wordt aan
dien overmatig visueelen aanleg, waarin wij de toenmalige superioriteit
van de schilderkunst in het algemeen boven de litteratuur gegrond
achtten. Zoodra er iets meer noodig is dan enkel een onmiddellijke,
scherpe visie van het natuurlijke, begeeft die superioriteit de
schilderkunst van lieverlede, en ziet men opeens de gegrondheid van
Michel Angelo's verwijt: die kunst wil vele dingen tegelijk volkomen
afbeelden, waarvan een belangrijk genoeg zou zijn, om er alle krachten
aan te besteden.
Neem nogmaals een tafereel van Jan van Eyck. Onovertroffen blijft zijn
kunst, zoolang zij van nabij ziende, om zoo te zeggen microscopisch,
werkt: in de gelaatstrekken, de stoffen der gewaden, de juweelen. De
volstrekt scherpe observatie is daar genoeg. Doch zoodra de geziene
werkelijkheid eenigermate moet worden herleid, gelijk reeds het geval
is in de voorstelling van gebouwen en landschappen, vallen er, bij alle
innige bekoring van het vroege vergezicht, zwakheden te bespeuren: een
zekere onsamenhangendheid, een ietwat gebrekkige dispositie. En hoe meer
de voorstelling opzettelijk moet worden gecomponeerd, er een beeldvorm
voor het geval vrij moet worden geschapen, hoe st
|