schheid, die de rol der afbeelding in de erotiek zoo
beperkt hield. De late Middeleeuwen vertoonen een zonderlinge
tegenstrijdigheid tusschen een sterk schaamtegevoel en een verbazende
licentie. Voor het laatste is het aanhalen van voorbeelden onnoodig;
zij spreekt op iedere bladzijde. De schaamte spreekt bij voorbeeld uit
het volgende. Bij de ergste moord- en plunderpartijen laat men den
slachtoffers het hemd of de onderbroek; de Burger van Parijs is over
niets zoo verontwaardigd als over het feit, dat die regel werd
geschonden: "et ne volut pas convoitise que on leur laissast neis leurs
brayes, pour tant qu'ilz vaulsissent 4 deniers, qui estoit un des plus
grans cruaultes et inhumanite chrestienne a aultre de quoy on peut
parler." Bij het verhaal van de wreedheid van den bastaard van Vauru
tegen een arme vrouw, is hij nog meer dan van de overige kwellingen
ontzet van het schendig stuk, dat hij haar de kleeren kort onder het
middel laat afsnijden. [962]--Daarom blijft het dubbel opmerkelijk, dat
men aan het vrouwelijk naakt, in de kunst nog zoo weinig gecultiveerd,
zulk een vrije plaats gaf in het tableau vivant. Bij geen intocht
ontbraken de vertooningen, "personnages", van naakte godinnen of nimfen,
door Duerer aanschouwd bij den intocht van Karel V te Antwerpen in 1520,
[963] en door Hans Makart misverstaan, alsof de vrouwen meeliepen in den
optocht. Deze vertooningen waren op getimmerten op bepaalde plaatsen
opgesteld, soms zelfs in het water, zooals de sirenen, die bij de brug
in de Leie zwommen, "toutes nues et echevelees ainsi comme on les
peint", bij den intocht van Philips den Goede te Gent in 1457. [964]
Paris' oordeel was het meest gebruikte onderwerp dezer vertooningen.
--Men zoeke er noch Griekschen schoonheidszin noch platte
onbeschaamdheid in, maar een naieve, populaire zinnelijkheid. Jean de
Roye beschrijft de sirenen, die bij den intocht van Lodewijk XI te
Parijs in 1461, niet ver van een gekruisigde tusschen de twee schakers,
stonden opgesteld, in deze woorden: "Et si y avoit encores trois bien
belles filles, faisans personnages de seraines toutes nues, et leur
veoit on le beau tetin droit, separe, rond et dur, qui estoit chose bien
plaisant, et disoient de petiz motetz et bergeretes; et pres d'eulx
jouoient plusieurs bas instrumens qui rendoient de grandes melodies."
[965] Molinet vertelt, met hoeveel welbehagen het volk naar het oordeel
van Paris keek bij den intocht van Philips den Schoone te Antwerp
|