obeyrez-vous? ne ferez-vous
pas ce que je vueil?"--"Monseigneur, je vous obeyray volentiers, mais je
ne feray point cela." Et le duc, a ces mots, enfelly de ire, respondit:
"Ha! garsson, desobeyras-tu a ma volente? va hors de mes yeux," et le
sang, avecques les paroles, lui tira a coeur, et devint pale et puis a
coup enflambe et si espoentable en son vis, comme je l'oys recorder au
clerc de la chapelle qui seul estoit empres luy, que hideur estoit a le
regarder"....
Is dit niet krachtig? het stille begin, het in korte woordenwisseling
opvlammen van den toorn, de hortende spraak van den zoon, waarin men als
't ware den heelen Karel den Stoute al herkent?
De blik, dien de hertog op zijn zoon werpt, verschrikt de hertogin (wier
aanwezigheid tot dusver nog niet was vermeld) zoozeer, dat zij haastig,
haar zoon voor zich uit duwende, uit het bidvertrek, [910] door de kapel,
zwijgend, haar gemaal's toorn wil ontvlieden. Maar zij moesten verscheiden
hoeken om tot de deur, en de klerk had den sleutel. "Caron, ouvre-nous",
zegt de hertogin, maar de klerk valt haar te voet, en smeekt, dat haar
zoon vergiffenis moge vragen, eer zij de kapel verlaten. Zij wendt zich
met een smeekende vermaning tot Karel, doch deze antwoordt hooghartig en
luid: "Dea, madame, monseigneur m'a deffendu ses yeux et est indigne sur
moy, par quoy, apres avoir eu celle deffense, je ne m'y retourneray point
si tost, ains m'en yray a la garde de Dieu, je ne scay ou." Toen klinkt
opeens de stem van den hertog, die, mat van woede, in zijn bidstoel is
blijven zitten ... en de hertogin, in doodelijken angst, tot den klerk:
"Mon amy, tost, tost ouvrez-nous, il nous convient partir ou nous sommes
morts."
--Nu werkt bij Philips het felle bloed der Valois bedwelmend: in zijn
vertrekken teruggekeerd, vervalt de oude hertog in een soort van
jongensachtige verdwazing. Tegen den avond rijdt hij, alleen en
onvoldoende beschut, heimelijk uit Brussel. "Les jours pour celle heurre
d'alors estoient courts, et estoit ja basse vespree quant ce prince
droit-cy monta a cheval, et ne demandoit riens autre fors estre emmy les
champs seul et a par luy. Sy porta ainsy l'aventure que ce propre
jour-la, apres un long et apre gel, il faisoit un releng, [911] et par
une longue epaisse bruyne, qui avoit couru tout ce jour la, vespree
tourna en pluie bien menue, mais tres-mouillant et laquelle destrempoit
les terres et rompoit glasces avecques vent qui s'y entrebouta." Is dit
geen Ca
|