FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350  
351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   >>   >|  
t proza der vijftiende eeuw in vele opzichten middenevenredig staat tusschen de schilderkunst en de poezie. Alle drie hebben zij gemeen de onbeteugelde uitwerking der bijzonderheden, maar deze leidt in de schilderkunst en het proza tot een direct realisme, dat de poezie niet kent, zonder dat zij er veel beters voor in de plaats heeft. Het is met name een schrijver, in wiens werken dezelfde kristalheldere visie op het uiterlijk der dingen ons treft, die Van Eyck heeft bezeten, namelijk Georges Chastellain. Hij was een Vlaming uit het land van Aalst. Al noemt hij zich "leal Francois", "Francois de naissance", het schijnt wel, dat het Dietsch toch zijn moedertaal is geweest. La Marche noemt hem "natif Flameng, toutesfois mettant par escript en langaige franchois". Hij zelf stelt met nederig welgevallen zijn Vlaamsche eigenschappen van grove landelijkheid in het licht; hij spreekt van "sa brute langue", noemt zich "homme flandrin, homme de palus bestiaux, ygnorant, bloisant de langue, gras de bouche et de palat et tout enfangie d'autres povretes corporelles a la nature de la terre." [906] Aan dien volksaard dankt hij den al te zwaren cothurnengang van zijn opgesierd proza, die plechtstatige "grandiloquence", welke hem voor Fransche lezers altijd min of meer ongenietbaar maakt. Zijn prachtstijl heeft een zekere elefantische plompheid; hij heet met recht bij een tijdgenoot "cette grosse cloche si haut sonnant." [907]--Doch aan zijn Vlaamschen aard dankt hij wellicht ook het scherp geziene en de sappige kleurigheid, waarmee hij herhaaldelijk aan hedendaagsche Belgische schrijvers doet denken. Tusschen Chastellain en Jan van Eyck is onmiskenbare verwantschap, bij verschil in hoogheid. Van Eyck op zijn slechtst is ongeveer Chastellain op zijn best, en het is al wel, om in het mindere Van Eyck te evenaren. Ik denk bij voorbeeld aan de zingende engelen op het Gentsche altaarstuk. Die zware gewaden, vol donker rood en goud en fonkelende steenen, die al te uitdrukkelijke grimas, die ietwat beuzelachtige versiering van den muzieklessenaar, dat vertegenwoordigt in de schilderkunst de pronkende grootsprakigheid van den litterairen Bourgondischen hofstijl. Doch terwijl in de schilderkunst dit rhetorische element een ondergeschikte plaats inneemt, is het hoofdzaak in het proza van Chastellain. Zijn scherpe observatie en levend realisme verdrinkt veelal in den vloed van al te fraai aangekleede frazen en ronkende woordenpraal. Zoodra
PREV.   NEXT  
|<   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350  
351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   >>   >|  



Top keywords:

Chastellain

 

schilderkunst

 
Francois
 

plaats

 
poezie
 

langue

 

realisme

 

Vlaamschen

 

schrijvers

 

denken


Tusschen

 
sappige
 

herhaaldelijk

 

waarmee

 
hedendaagsche
 
Belgische
 
kleurigheid
 

scherp

 

geziene

 
wellicht

cloche
 

ongenietbaar

 

aangekleede

 

frazen

 
Fransche
 
lezers
 

altijd

 

woordenpraal

 

prachtstijl

 

zekere


grosse
 

sonnant

 

tijdgenoot

 

plompheid

 

elefantische

 

veelal

 

beuzelachtige

 

ietwat

 

scherpe

 
hoofdzaak

versiering

 
grimas
 
uitdrukkelijke
 

donker

 

fonkelende

 
steenen
 

inneemt

 
muzieklessenaar
 

element

 
hofstijl