en zich
nedervlijen. Hij stijgt uit de literatuur en de kunst, uit de banale,
koud-zinnelijke galanterie der mode-romans van Crebillon, uit de met
melk en rozen gevoede cherubijntjes van Bouchez en Fragonard die, van
wolken poudre-de-riz omhuld, in roze hemels kwijnende Venussen omdartelen.
De grootst mogelijke zedelijke verdorvenheid in de materieel meest-
volmaakte, meest behagelijke, meest verfijnde vormen zich hullend: ziedaar
het wezen der bevoorrechte klassen onder Lodewijk de XVde, het wezen van
hun leven en hun kunst. Het bestaan dezer menschen heeft nog slechts een
inhoud; jaagt een doel na: geile genotzucht. Het ontbindt zich in
wulpschheid, dat is in zingenot zonder hartstocht, zonder verteedering,
zonder verheffing.
Sedert de dagen van den Regent zwelgt het hof in schaamtelooze
liederlijkheid; ontucht en bloedschande zijn gewone verschijnselen die
niemand ergeren als enkele frondeurs. Over Versailles ten tijde van
Lodewijk de XVde schrijft d'Argenson: "het hof lijkt een bordeel; de
appartementen der princessen zijn overstroomd van lichte vrouwen, men
ziet er niet anders als groote dames, rondloopend in uitdagende kleedij,
en kameniers die brieven van rendez-vous rondbrengen." De echtelijke
trouw is een overwonnen vooroordeel geworden; jalouzie van een man tegen
den minnaar zijner vrouw, van een vrouw tegen de minnares van haar man
gelden voor belachelijke bewijzen van slechten smaak. Trouw, eenvoud,
waarachtigheid, zijn ondergegane sterren aan den horizon van het
menschelijk leven, de harten verdorren en verdrogen, alleen het vernuft
leeft en ontwikkelt zich tot een vlijmende scherpte. "De liefde, de
behoefte lief te hebben verdwijnen van de aarde. De berekeningen van het
eigenbelang nemen alle oogenblikken in beslag" (d'Argenson).
Koning, adel, hooge geestelijkheid en groote financiers verbrassen met
hunne maitressen en gunstelingen in hasard-spel en feesten, gemaskerde
bals en drinkgelagen, in liefhebberij-tooneel en jachtpartijen,
bouw-woede en liederlijkheid den stroom van millioenen die onophoudelijk
van het platteland naar Parijs en Versailles wordt gepompt. Maar heel de
schaal der vermaken, van de zinnelooze orgie tot de meest verfijnde
intellektueele genieting, slaagt er niet in om van de oververzadigde
zinnen en de verschrompelde harten af te houden het grijnzende spook der
schrikkelijke verveling, de "ennui," de doodelijke levensleegte die de
ziekte der eeuw en de Nemesis van elke klasse is, weg
|