enen om
kluchtspelers en potsenmakers te betalen," sprak een hunner en al de
andere poorters vereenigden zich met zijne weigering.
Zeer verbitterd, begaf zich de graaf naar Brugge, waar hij hulpgeld aan
de gemeente vroeg.
"Ik zal u toelaten eene vaart te graven, waardoor gij de wateren der
Leie kunt afvoeren," beloofde hij, "die vaart kunt gij verbinden met de
Reye, en het graan van Artois[36] zal niet langer naar Gent, maar naar
Brugge worden gevoerd.
De Gentenaars zullen het voorrecht verliezen, dat zij tot hiertoe hadden
genoten.
Het ijverzuchtige Brugge voldeed aan het verlangen van den graaf en
weldra begaven zich vijfhonderd Brugsche werkers aan den arbeid om den
loop der Leie te verleggen.
De Gentenaars vernemen het gevaar, dat hunnen handel en hunne welvaart
bedreigt, allen scharen zich rondom Yoens, hem smeekende, hen toch met
zijne raadgevingen bij te staan.
"Laten wij opstaan en strijden" sprak Yoens. "Als wij overwinnen zullen
wij gewroken zijn en, als wij vallen, zullen onze kinderen den strijd
voortzetten."
Dat elke nering de wapens opneme, en de stadsbannier volge, dat, bij het
hooren der stormklok, ieder onder het vaandel zijner nering sta en dat
God ons bescherme!"
Weldra werd in Gent het gilde der Witte Kaproenen opgericht, aldus
genaamd naar hun hoofddeksel.
Zij trokken de Stad uit en dreven het werkvolk uiteen dat, tusschen
Aalter en Knesselare, aan de nieuwe vaart arbeidde.
In verraderlijke taal berichtte Mahu den graaf, hetgeen in Gent voorviel
en, op zijn kasteel van Male gebood Lodewijk, dat men Jan Yoens en zijne
helpers gevangen nemen en ze ter dood brengen zou.
Maar de Gentenaars waakten; zij versloegen de lieden van den graaf en
staken te Wondelgem zijn kasteel in brand.
Jan Yoens, als hoofdman van Gent uitgeroepen, bezocht Dendermonde,
Aalst, Deynze, Ninove, begaf zich naar Brugge en trad met den
burgemeester en de hoofden der neringen in onderhandeling.
Van Brugge reisde hij naar Damme. Eene maand tijds was hem genoeg
geweest om in gansch Vlaanderen het gezag der gemeenten te herstellen;
eene schoone toekomst lachte Yoens tegen, reeds waande hij Gent, waande
hij Vlaanderen gered.
Helaas! het noodlot of ... zijne vijanden achtervolgden hem. Op het
onverwachts, onmiddellijk na een gastmaal, dat hij bijwoonde, werd Yoens
ongesteld en voelde zijn einde naderen.
Zijne vrienden legden hem op eene draagbaar om hem naar Gent terug te
brengen, doch Yoens stierf on
|