FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78  
79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   >>   >|  
oekebakken, ortolanen en weer stoverije. De weerd bracht hun slechts een grooten schotel ossen-, kalfs- en schapenbeenderen, die in goede saus zwommen. Maar hij deelde niet rond. Als zij hun brood en hunne handen, tot over de polsen, in de saus gedoopt hadden, en niets vonden dan hamel-, kalfs- en andere beenderen, meende een iegelijk dat zijn buurman al het vleesch had, en verwoed sloegen zij met de beenderen op elkanders gezicht. Bij dat schouwspel lachten de broeders van de Goede Tronie naar hertelust en legden goedhertig een deel van 't festijn op de teil van de arme blinden, en een iegelijk die een been zocht om er mee te slaan, legde de hand op eene lijster, een kieken, een koppel leeuwerikken, terwijl de vrouwen hun het hoofd achterover hielden en hun Brusselschen wijn lieten drinken, zooveel zij konden. En als de arme lieden op den tast zochten van waar die stroom godendrank kwam, grepen zij een rok, die gezwind uit hunne handen glipte. Zij lachten, aten, dronken en zongen zoo heerlijk! Eenigen vermoedden dat er poezele wijfjes moesten zijn en liepen, dol van liefde, de eetzale rond, maar de plaagzieke vrouwen draaiden zich om en verborgen zich achter een broeder van de Goede Tronie, roepende: "Kus mij, toe!" En als de blinden het deden, kusten zij in stee van de donzige huid eener vrouw, het harig gezicht van een man--maar niet zonder kletsen te krijgen. De broeders van de Goede Tronie zongen, en zij zongen insgelijks. En de vrouwen glimlachten teeder, met stil genoegen, als zij hen zoo vol vroolijkheid zagen. Toen die heerlijke uren voorbij waren, sprak de baas: --Gij hebt goed gegeten en gedronken, geef mij nu zeven gulden. Elk hunner zwoer dat hij de beurze niet had en beschuldigde zijn buurman. Een nieuw gevecht ontstond, in hetwelk zij elkaar trachtten te schoppen, te slaan en te stompen, maar de broeders van de Goede Tronie hielden de vechtenden van elkaar. En 't regende slagen in de lucht, behalve een die bij ongeluk terecht kwam op 't aangezicht van den baas, die, verwoed, nu allen aftastte en niets anders vond dan een versleten schapulier, zeven duiten, drie knoopen en hunne paternosters. Hij wilde hen in het verkenskot steken en hen daar op water en brood zetten, totdat liefdadige zielen voor hen betaald hadden. --Wilt gij, vroeg Uilenspiegel, dat ik borg voor hen blijve? --Ja, antwoordde de baas, als iemand ook voor u borg is. De Goede Tronies wilden borg zijn, maar Uilenspiege
PREV.   NEXT  
|<   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78  
79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   >>   >|  



Top keywords:

Tronie

 

vrouwen

 

broeders

 

zongen

 

gezicht

 

verwoed

 

lachten

 

blinden

 
buurman
 

hielden


hadden

 

elkaar

 
handen
 
iegelijk
 

beenderen

 

ontstond

 

trachtten

 

gedronken

 

beschuldigde

 

beurze


hetwelk
 

hunner

 

gulden

 
gevecht
 

heerlijke

 

teeder

 

genoegen

 

stoverije

 

glimlachten

 

insgelijks


zonder

 

kletsen

 

krijgen

 
vroolijkheid
 

schoppen

 
voorbij
 

gegeten

 
aftastte
 
betaald
 

Uilenspiegel


ortolanen
 

zielen

 
zetten
 

totdat

 

liefdadige

 

oekebakken

 

Tronies

 

wilden

 
Uilenspiege
 

blijve