en de edelen kunnen iets zien; lieden van gemeene afkomst
blijven blind voor dit kunststuk.
Al de hovelingen sperden de oogen open, gebaarden in bewondering
te staan, zich zelven en anderen wederzijds te herkennen, doch in
werkelijkheid zagen zij niets dan een naakten muur, hetwelk hen
gansch onthutste.
Doch de nar die aanwezig was, sprong drie voet hoog, en, zijn
narrenstok zwaaiend, sprak hij:
--Men mag mij uitmaken voor boer, en daarenboven voor schurk, voor
deugniet, maar 'k zal het roepen en schreeuwen van de daken, dat ik
daar een witte muur, een naakten muur, een blooten muur voor mijnen
neus heb! Zoo helpe mij God en alle zijne santen.
Uilenspiegel sprak:
--Als de zotten spreken, is 't tijd dat de wijzen optrekken.
Hij wilde het paleis verlaten, als de landgraaf hem tegenhield.
--Snaak, sprak hij, die overal gaat en komt om het schoone en goede
te prijzen en luidkeels te spotten met de dwaasheid; gij, die in
tegenwoordigheid van zooveel grooten der aarde, als man uit het volk,
zoo onbermhertig dorst spotten met hunne blazoenen en voorrechten,
gij zult eens gehangen worden om uw stoute tong.
--Als de koord van goud is, antwoordde Uilenspiegel, zal zij breken
van schrik als ze mij ziet komen.
--Daar, sprak de landgraaf, hem vijftien gulden in de hand stoppend,
zie hier een stukje van de koorde!
--Hertelijk dank, genadige heer, antwoordde Uilenspiegel, elke
afspanning van den weg krijgt er een vezel van, een gouden vezel,
die al die dieven van weerden tot rijkaards maakt.
En hij sprong op den ezel en reed weg, met zijn hoedeken fier naar
omhoog.
LVIII.
De bladeren verdorden op de boomen en de Octoberwind begon te
waaien. Soms was Katelijne gedurende eenige uren bij heur verstand. En
Klaas zei dan dat de geest Gods heur in zijne zoete ontferming kwam
bezoeken. In die oogenblikken had zij de macht, door woorden en
gebaren, Nele te betooveren en dan zag het meisje, meer dan honderd
uren verder, alles wat omging op pleinen, in straten of in huizen.
Op een dag dat Katelijne bij heure zinnen was en oliekoeken at, wel
begoten met dobbele kuite, in gezelschap van Klaas, van Soetkin en
Nele, sprak Klaas:
--'t Is heden de troonafstand van Zijne Heilige Majesteit keizer
Karel. Zeg, Nele, liefste, zoudt gij tot Brussel, in Brabant,
kunnen zien?
--Ja, zoo Katelijne wil, antwoordde Nele.
Katelijne deed het meisje op eene bank zitten en betooverde heur door
woorden en teekenen, en Ne
|