FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116  
117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   >>   >|  
egen, zag Uilenspiegel een ezel, getuigd met leder en koperen nagelen, en den kop versierd met roodwollen kwasten en kwispels. Eenige oude wijven stonden rond den ezel en zeiden, allen te gelijk sprekend: "Niemand mag hem vastnemen; 't is het afgrijselijke rijbeest van den grooten toovenaar, den baron von Raiz, die levend verbrand werd, om acht kinderen aan den duivel geofferd te hebben.--Zoo rap is hij gevlucht, dat niemand hem krijgen kon; Satan houdt de hand boven zijnen kop.--Want terwijl hij, vermoeid op den weg, een oogenblik stilstond om adem te halen, zijn de stadsserjanten gekomen om hem te pakken, maar hij balkte en sloeg zoo geweldig met zijne achterpooten, dat zij niet naderen dorsten.--En 't is niet 't gebalk van een ezel, maar 't gebalk van een duivel.--Men heeft hem dus distelen laten eten zonder hem voor de vierschaar te dagen of als toovenaar levend te branden?--Die mannen, die mannen, zij hebben geen greintje moed in hun lijf". Niettegenstaande al deze schoone reden, namen allen schreeuwend de vlucht, zoodra de ezel de ooren spitste of met den steert zijne zijden sloeg; en tienmaal kwamen zij aldus nader al kakelend en snaterend, om tienmaal weder de vlucht te nemen. Maar Uilenspiegel zag haar van verre en sprak lachend tot zich zelven: --Zie ze parlesanten! Hoe ouder ze zijn, hoe meer ze babbelen: de jongeren zitten meer met minnarijen in 't hoofd. Den ezel beziende, ging hij voort: --Dat betooverde grauwtje staat goed op zijne pooten, dunkt mij; ik ga het ergens berijden of verkoopen. Zonder een woord te spreken, kocht hij een maatje haver, hetwelk hij den ezel voor zette. Hij sprong vervolgens gezwind op den rug van het dier, nam den teugel vast, keerde zich naar het Noorden, het Oosten en het Westen en zegende de oude wijven. Dezen, van schrik bevangen, vielen op de knieen, en 's avonds vertelden zij aan den hoek van den heerd, dat een engel verschenen was met een vilten hoed met fazanteveeren en heur allen gezegend had en dat hij, door bijzondere gunste van God, weggereden was op den ezel des toovenaars. En Uilenspiegel ging met zijn ezel te midden van malsche beemden, waar peerden huppelden, en koeien en veerzen loom in de zonne herkauwden. En hij heette hem Jef. De ezel was blijven staan en deed zich deugd aan de distelen. Somwijlen nochtans, huiverde hij over gansch zijne huid en sloeg hij met den steert op zijne zijden om de vraatzuchtige horzels te verdrijven die, evena
PREV.   NEXT  
|<   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116  
117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

zijden

 

steert

 
hebben
 

toovenaar

 

duivel

 

vlucht

 

levend

 
mannen
 

tienmaal


distelen

 
gebalk
 

wijven

 
Noorden
 

vervolgens

 

hetwelk

 

teugel

 
keerde
 

gezwind

 

sprong


betooverde

 
grauwtje
 

beziende

 

jongeren

 

babbelen

 

zitten

 
minnarijen
 

pooten

 
Zonder
 

spreken


maatje

 

verkoopen

 

berijden

 

ergens

 
herkauwden
 
heette
 
veerzen
 

koeien

 

beemden

 

malsche


peerden

 

huppelden

 
blijven
 

vraatzuchtige

 

horzels

 

verdrijven

 
gansch
 

Somwijlen

 

nochtans

 

huiverde