plaats, alwaar weldra al de joden in groote menigte
heenstroomden, toen zij gehoord hadden, dat de twee ouden een geheim
hadden gekocht, met hetwelk zij de komst van den Messias konden
voorzeggen.
Zoodra dit gekend was, wilden allen, zonder betalen, aan het zakje
zuigen; maar de oudste, die het zakje gekocht en betaald had en Jehu
hiet, wilde alleen de eer en 't genot hebben.
--Zonen van Israel, sprak hij, het zakje in de hand houdend, de
Christenen bespotten ons; zij maken jacht op ons, en roepen achter
ons alsof wij cahorsijnen of woekeraars waren. De Philistijnen willen
ons nog dieper dan den grond doen buigen; zij spuwen ons in 't gelaat,
want God heeft onze bogen ontspannen en de teugels losgelaten. Heere,
God van Abraham, van Isaaec en van Jacob, hoelang nog moet het kwaad
ons geworden, terwijl wij het goede verbeiden; hoelang moeten de
duisternissen heerschen, terwijl wij het licht verwachten? Goddelijke
Messias, zult gij weldra op de aarde nederdalen? Wanneer zullen de
Christenen zich verschuilen in holen en spelonken, bevend voor de
kastijding, die zij bij uwe verschijning zullen ontvangen?
En de joden riepen:
--Kom Messias! Zuig, Jehu!
Jehu zoog aan het zakje en, met walg spuwend, riep hij jammerend uit:
--Ik zeg U, in der waarheid, dat het drek is; de Vlaamsche pelgrim
is een dief.
Toen sprongen al de joden bij, en zij openden het zakje. Als zij zagen
wat er in stak, liepen zij in woede naar de jaarmarkt om Uilenspiegel
te vinden, maar deze had niet op hen gewacht.
L.
Een man van Damme, die aan Klaas zijne kolen niet kon betalen, had
hem het schoonste van zijn kateil gegeven, zijnde een handboog met
twaalf goed aangezette pijlen.
En als er niet te werken was, ging Klaas op jacht: meer dan een
beestje, te groot liefhebber van kool, werd door hem gedood en
veranderd in hazepeper.
Klaas zette zich toen gretig te eten, en Soetkin zag naar den eenzamen
weg en zeide:
--Thijl, mijn zoon, riekt gij den lekkeren geur van de saus
niet?... Ongetwijfeld heeft hij nu honger.
En droomerig, had zij hem zijn deel van 't festijn willen wegzetten.
--Als hij honger heeft, sprak Klaas, is het zijne schuld; dat hij
terugkome en hij zal eten als wij.
Klaas hield duiven; ook hoorde hij geerne, rondom zich, distelvinken,
leeuwerikken, musschen en andere vogelen zingen en piepen, en
schoot hij geerne muizenvalken en speurgalen, die de kleine vogelen
verslinden.
Nu, eens dat hij in zijne lo
|