e schout wilde spreken, zegde zij tot hem:
--Zwijg stille: hij hoort beter dan de aartsengel, die in den hemel
de hertkloppingen der rechtvaardigen telt. Waarom komt gij zoo
spa? Viermaal drie is een heilig getal; het doodt de ellendelingen,
die mij willen vervolgen.
De schout sprak:
--Zij ontvangt den duivel in heur bedde.
--Zij is uitzinnig, ten gevolge van de smerten der foltering, sprak
de schrijver.
Katelijne werd terug naar 't gevang gebracht. Drie dagen nadien kwamen
de schepenen in de Vierschaar bijeen en, na rijpe beraadslaging,
werd Katelijne veroordeeld tot de straffe des vuurs.
De beul en zijne knechten brachten heur naar de Groote Markt van
Damme, alwaar een schavot opgericht was, hetwelk zij beklom. Op de
Markt stonden de provoost, de heraut en de rechters.
Driemaal klonken de bazuinen van den stadsheraut en deze sprak tot
het volk:
--De magistraat van Damme, medelijden gekregen hebbende met vrouwe
Katelijne, heeft haar niet willen straffen volgens al de strengheid
van de wet van de stede, maar tot teeken dat zij tooveres is, zal heur
haar verbrand worden; verder zal zij twintig gouden karolussen boete
betalen en voor drie jaar gebannen worden uit de stede van Damme,
op verbeurte van een lid.
En het volk juichte die barbaarsche goedertierenheid toe.
De beul bond Katelijne toen aan eenen paal, legde op heur geschoren
hoofd eene pruik van werk en stak die in brand. En het werk brandde
lang, en Katelijne schreeuwde en huilde van pijn.
Eindelijk werd zij losgemaakt; zij werd op eene kar buiten het
grondgebied van Damme gebracht, want heure voeten waren verbrand.
XXXIX.
Terwijl Uilenspiegel te 's-Hertogenbosch in Brabant was, wilden de
heeren van de stad hem tot hunnen nar benoemen, maar die weerdigheid
weigerde hij, zeggende: "Reizende pelgrims mogen zich nergens vestigen;
hun verblijf is de groote baan."
Rond dien tijd kwam Philippus, die koning van Engeland was, zijne
toekomstige erfstaten Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Holland en
Zeeland bezoeken. Hij was in zijn negen en twintigste jaar; in zijne
grijze oogen las men bittere droefgeestigheid, woeste geveinsdheid
en wreedaardige vastberadenheid. Koud was zijn aangezicht, stijf
zijn hoofd met vaalrood haar, alsmede zijn mager lichaam en zijne
schrale beenen. Langzaam en slijmerig sprak hij, alsof hij wolle in
den mond had.
Te midden van tornooien, steekspelen en feesten, bezocht hij
achtereenvolgens het vroolijke h
|