FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80  
81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   >>   >|  
ijpen, violen en doedelzakken, waren met het geschreeuw van de pelgrims, de muziek van dien dans. --Zeg eens, Jan van den Duivel, sprak Uilenspiegel, is het om zeker te zijn van vallen, dat gij averechts gaat? De man antwoordde niet en bad voort. --Of is het om de boomen te tellen, vervolgde Uilenspiegel, en misschien ook de bladeren er bij? De man, die een credo zei, deed Uilenspiegel teeken dat hij zwijgen moest. --Of, sprak deze, altijd voor hem springend en zijne gebaren nabootsend, zijt gij misschien eensklaps zot geworden, dat gij loopt lijk de kreeften? Maar wie van een zot een verstandig antwoord verwacht, is zelf niet wijs. Niet waar, mijnheer de kaalkop? Daar de man nog niet antwoordde, danste en sprong Uilenspiegel voort, doch hij maakte daarbij zooveel lawijd met zijne zolen, dat de weg klonk als een houten kist. --Of zijt gij stom, mijnheer? vroeg Uilenspiegel ten slotte. --Ave Maria, sprak de man, gratia plena et benedictus fructus ventris tui, Jesu. --Of misschien doof? zei Uilenspiegel. Dat gaan wij dadelijk zien: men zegt, dat dooven vleierij noch beleediging hooren. Laat zien of de trommel van uw ooren van vel of van ijzer is: Meent gij, lanteerne zonder keers, mislukte voetganger, dat gij een mensch gelijkt? Ge kunt wachten totdat wij van vodden gemaakt zijn. Zag men ooit zulke gele tronie, zulk een kletshoofd, elders dan op een galgeveld? Zijt ge in uw leven nooit gehangen geweest? En Uilenspiegel danste steeds voort, en de man, die kwaad werd, stapte boosaardig achterwaarts en bad zijn vaderonzen met heimelijke verbolgenheid. --Of misschien, sprak Uilenspiegel, verstaat gij geen Hoogvlaamsch; daarom ga ik u in 't Platvlaamsch aanspreken: Zijt gij geen gulzigaard, dan zijt gij een dronkaard; zijt gij geen dronkaard, dan zijt gij verstopt; zijt gij niet verstopt, dan hebt gij den afgang; als er matigheid is, dan is zij het niet, die de tonnen van uw buik vult; zijt gij geen losbol, dan zijt gij een kapuin en als er op de duizend millioen mannen der aarde maar een horendrager was, dan zoudt gij het zijn.... Op die rede, viel Uilenspiegel op zijn achterste, met de beenen omhoog, want de man had hem zulk een vuistslag op den neus toegediend, dat het vuur hem uit zijne oogen sprong. Dan liet de man zich, ondanks zijn dikken buik, verraderlijk op hem vallen en sloeg hem overal, dat de slagen als hagelsteenen op het magere lichaam van Uilenspiegel vielen. En Uilenspiegels stok
PREV.   NEXT  
|<   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80  
81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

misschien

 

dronkaard

 

danste

 

sprong

 

verstopt

 

mijnheer

 

vallen

 

antwoordde

 

verbolgenheid


verstaat
 

heimelijke

 

vaderonzen

 
boosaardig
 
achterwaarts
 
stapte
 

daarom

 
gelijkt
 

Hoogvlaamsch

 

tronie


elders

 

totdat

 

vodden

 

gemaakt

 

galgeveld

 

steeds

 

kletshoofd

 

gehangen

 

geweest

 

wachten


toegediend
 
vuistslag
 
ondanks
 

dikken

 

lichaam

 

vielen

 

Uilenspiegels

 

magere

 
hagelsteenen
 
verraderlijk

overal

 

slagen

 
omhoog
 

beenen

 
tonnen
 

losbol

 
kapuin
 

duizend

 

matigheid

 
aanspreken