blijde:
--Zij heeft mij bezien.
Getweeen kwamen zij aan het huis van Lamme, omtrent eene brug over
de Maas, en Lamme klopte aan de deur. Een eenoogige dienstmaagd kwam
opendoen. Uilenspiegel zag dat zij oud, lang, mager en norsch was.
--Sanginne, sprak Lamme tot haar, wilt gij dezen jongen man om u te
helpen in uw werk?
--Ik zal hem probeeren, sprak zij.
--Neem hem, sprak hij, en laat hem de lekkernijen van uwe keuken
proeven.
Sanginne bracht toen drie zwarte pensen, eene pint kuite en eene
homp brood.
Terwijl Uilenspiegel aan 't eten was, smulde Lamme ook aan eene pens.
--Weet gij, vroeg hij hem, waar onze ziel woont?
--Neen, Lamme, sprak Uilenspiegel.
--In onze maag, antwoordde Lamme, daar wordt ze steeds doorploegd
om ons voortdurend nieuwe geesteskracht te schenken. En welke zijn
onze beste gezellen? Het zijn de fijne brokken, begoten met wijn van
de Maas.
--Ja, sprak Uilenspiegel, pensen zijn aangenaam gezelschap voor een
eenzame ziele.
--Hij vraagt nog, Sanginne, sprak Lamme.
Deze reis gaf Sanginne hem witte pensen.
Terwijl Uilenspiegel zich volstopte, zei Lamme, in gedachten
verslonden:
--Als ik zal sterven, zal mijn maag met mij sterven, en hier beneden,
in het vagevuur, zal men mij laten vasten, en laten ronddwalen met
een slappen en ledigen buik.
--De zwarte waren beter, zei Uilenspiegel.
--Gij hebt er zes gegeten, sprak Sanginne, gij krijgt geene meer.
--Uilenspiegel, sprak Lamme, gij zult hier goed behandeld worden,
en eten lijk ik.
--Dat woord zal ik onthouden, zei Uilenspiegel.
Uilenspiegel, ziende dat hij at lijk Lamme, was gelukkig. De pensen
die hij gegeten had, gaven hem zulken moed, dat hij dien dag ketels,
potten en pateelen deed blinken lijk zonnen.
Daar hij goed leven had in dit huis, verbleef hij geerne in kelder en
keuken, en liet hij den zolder aan de katten. Eens had Sanginne twee
kiekens te braden, en beval tot Uilenspiegel aan het spit te draaien,
terwijl zij naar de markt om de toespijzen ging.
Als de twee kiekens gebraden waren, at Uilenspiegel er een op.
Sanginne kwam terug en ze sprak:
--Er waren twee kiekens, en ik zie er maar een meer.
--Doe uw ander oog open en gij zult ze alle twee zien, antwoordde
Uilenspiegel.
Woedend ging zij dat vertellen aan Lamme Goedzak, die naar de keuken
kwam en aldus sprak tot Uilenspiegel:
--Waarom spot gij met de meid? Er waren twee kiekens.
--Inderdaad, Lamme, sprak Uilenspiegel, maar als
|