FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127  
128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   >>   >|  
en heeft, vraagt hij naar het stof van de wegen of naar 't water van de grachten die vol echelen steken? --Neen, spraken zij. --Laat ons dus hier blijven, vervolgde Uilenspiegel, zoolang mijne guldens en daalders ons dienen tot trechters om de goddelijke dranken van den baas in onze kelen te gieten. En hij zei tot den baas van nog wijn en nog worsten te brengen. Terwijl zij aten en dronken, sprak Uilenspiegel: --Ik betaal alles, nu ben ik eens de landgraaf. Als mijne beurze ledig was, wat zoudt gij doen, kameraden? Als dat ongeluk overkomt, neemt dan mijn vilten hoedeken: het steekt vol gouden karolussen. --Laat ons eens tasten, spraken allen te gader. En zuchtend, voelden zij tusschen hunne vingeren groote geldstukken die gouden karolussen moesten zijn. Doch een hunner bleef den hoed met zooveel vriendschap vasthouden, dat Uilenspiegel hem den hoed moest afnemen, zeggende: --Ongeduldige koeier, wacht ten minste tot het uur van melken daar is. --Geef mij de helft van uw hoedeken, sprak de Smadelijke Broeder. --Neen, sprak Uilenspiegel, want schadelijk ware het voor uwe hersenen half in de zonne en half in de schaduw te loopen. En, zijn hoofddeksel aan de baas gevend, sprak hij: --Houd hem goed vast, het is wat te warm. Ik ga mij wat lichter maken. Hij ging buiten en de baas hield het hoedeken vast. Maar Uilenspiegel liep naar den boer, steeg op zijn ezel en sloeg den weg in naar Emden. Als de Smadelijke Broeders, hem niet zagen terugkomen, zeiden zij tot elkander: --Zou hij weg zijn? Wie zal dan 't gelag betalen? De baas kreeg argwaan en sneed Uilenspiegels hoed middendoor. Maar in stee van karolussen, vond hij tusschen het vilt en de voering niets dan kwade koperen penningen. Toen voer hij heftig uit tegen de Smadelijke Broeders. --Diefelijke broeders, gij gaat niet uit mijn huis, voor dat gij mij al uwe kleederen gelaten hebt, behalve uwe hemde, sprak hij. En zij moesten zich uitkleeden om hun gelag te betalen. In hun hemde reden zij aldus over velden en wegen, want zij hadden hun peerd noch hun wagen willen verkoopen. En een iegelijk onderweg had medelijden met hen en gaf hun geerne wat brood, wat bier en soms ook een stuk vleesch; want overal zegden zij dat zij door dieven uitgeschud waren. En zij hadden in 't gelijk maar eene hooze. Zoo kwamen zij naar Sluis terug, in hun hemde op de wagen dansend en op den rommelpot spelend. LX. Intusschen reed Uile
PREV.   NEXT  
|<   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127  
128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

hoedeken

 

Smadelijke

 

karolussen

 
betalen
 

hadden

 

moesten

 
tusschen
 

gouden

 
spraken

Broeders

 
koperen
 

voering

 

penningen

 
heftig
 

kwamen

 

terugkomen

 

zeiden

 

elkander

 

Diefelijke


middendoor

 

Uilenspiegels

 

argwaan

 
kleederen
 

geerne

 

medelijden

 
verkoopen
 

iegelijk

 

onderweg

 

rommelpot


dieven

 

uitgeschud

 

spelend

 

zegden

 
vleesch
 

overal

 
gelijk
 

willen

 

behalve

 
dansend

uitkleeden

 

gelaten

 
Intusschen
 

velden

 
broeders
 

betaal

 
dronken
 
worsten
 

brengen

 
Terwijl