FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118  
119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   >>   >|  
Een hunner, ros van haar en groot van gestalte, bezag Uilenspiegel, die zediglijk op Jef zat en hen aankeek. --Wat wilt gij, met uwe hongerige en reizende tronie? sprak hij. --'k Heb inderdaad honger, antwoordde Uilenspiegel, en reize geenszins voor mijn vermaak. --Zoo gij honger hebt, sprak de kapitein, kunt gij met den hals de koorde opeten, die zwiert aan de eerste galge die gij ontmoet. --Heer kapitein, antwoordde Uilenspiegel, als gij mij de schoone gouden koorde geeft die rond uwen hoed ligt, zal ik mij met de tanden gaan ophangen aan die vette hesp, die ginder bij dien spekslachter zwiert. --Van waar komt gij? vroeg de kapitein. --Uit Vlaanderen, was 't antwoord van Uilenspiegel. --Wat wilt gij? --Aan Zijne Landgrafelijke Hoogheid eene schilderij van mijne hand toonen. --Kom binnen, als gij een schilder en van Vlaanderen zijt, sprak de kapitein, ik zal u bij mijnen meester brengen. Toen Uilenspiegel bij den landgraaf was, groette hij hem drie reizen en nog meer. --Uwe Hoogheid, sprak hij, verweerdige mij aan zijne edele voeten eene schilderij neder te leggen, die ik voor hem maakte, en op dewelke ik het konterfeitsel verbeeldde van de Allerheiligste Maagd Maria, in haren vorstelijken dos. ... Die schilderij zal misschien de eer hebben Uwe Hoogheid te bevallen, vervolgde hij, in welk geval ik mij vermete te hopen het ambt te verkrijgen van schilder Uwer Grootmoedigheid. De landgraaf bezag het doek, dat goed gemaald was, en sprak: --Gij zult onze schilder zijn; neem plaats in dien zetel. En Uilenspiegel kuste hem op beide wangen en nam plaats in den zetel. --Gij ziet er niet rijk uit, sprak de landgraaf. Uilenspiegel antwoordde: --Inderdaad sire; Jef, mijn ezel kon distelen eten, doch drie dagen reeds leef ik van ellende en eet ik rook van hope. --Straks krijgt gij beters, sprak de landgraaf lachend, maar waar is uw ezel? Uilenspiegel antwoordde: --Ik liet hem op de Groote Markt, rechtover 't kasteel Uwer Genade; ik ware gelukkig zoo Jef dezen nacht op stal was. De edele landgraaf gebood dadelijk aan een zijner schildknapen den ezel van Uilenspiegel als zijn eigen beest te behandelen. Weldra kwam het uur des avondmaals, dat een recht festijn was. En de spijzen rookten op tafel, en de wijn liep als een stroom door de kelen. Uilenspiegel en de landgraaf werden zoo rood als hanen. Uilenspiegel was vol vreugd, maar de landgraaf bleef nadenkend. --Schilder, sprak
PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118  
119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

landgraaf

 

antwoordde

 
kapitein
 

schilderij

 

schilder

 

Hoogheid

 

zwiert

 
koorde
 

Vlaanderen


honger

 
plaats
 

gemaald

 
ellende
 

Grootmoedigheid

 

wangen

 

distelen

 
verkrijgen
 

Inderdaad

 

spijzen


festijn

 
rookten
 

avondmaals

 

Weldra

 

stroom

 

vreugd

 
nadenkend
 

Schilder

 
werden
 

behandelen


Groote

 

rechtover

 

Straks

 

krijgt

 
beters
 
lachend
 
kasteel
 

Genade

 

dadelijk

 

zijner


schildknapen

 

gebood

 
gelukkig
 

schoone

 

gouden

 

ontmoet

 
opeten
 

eerste

 

ginder

 

spekslachter