ngen aan. Hij stortte zich op zijn taak als opvoeder vol illusies,
met al het oude vuur dat voor ieder nieuw ding uitbrak, maar hij faalde.
Een jaar hield hij het uit, matte zich af om gezag over zijn leerlingen
te krijgen; het lukte niet, hij had wel doorzicht, maar geen geduld
genoeg. Ontmoedigd gaf hij het op; zijn positie bij de familie was ook
moeilijk geworden, nadat men gemerkt had dat hij zich schuldig maakte
aan kleine diefstallen van wijn, een reminicens uit zijn lakeientijd.
Weer vliegt hij terug naar het nest, weer priemen hem de oude stekels;
hij voelt, hij moet zich losrukken, hij moet, hij moet. Nog enkele
maanden wijlt hij in Les Charmettes, verdiept zich opnieuw in de theorie
der muziek. Daar komt op een dag het plan bij hem op van een nieuw
notenschrift in cijfers; hij werkt het uit, het schijnt hem
voortreffelijk, een weg tot groote vereenvoudiging en vergemakkelijking
der muziek-studie. Nu heeft hij den sleutel tot de fortuin gevonden,
het onfeilbaar middel, rijkdom en aanzien te verwerven; nu zal hij de
"teederste aller moeders"--want dat blijft zij voor hem--al haar zorgen
en offers kunnen vergoeden.
Nog heeft hij niets van belang gedaan, de groote krachten van zijn wezen
sluimeren nog. Hij bezit een vrij groote algemeene en philosofische
ontwikkeling, hij is een tamelijk musicus; hij heeft een onbeduidend
komedietje, in den stijl van Marivaux, geschreven; een traktaatje over
opvoeding, een paar epistels in verzen, middelmatige rijmelarij zonder
persoonlijk accent: dat is alles.
Maar alle kiemen--op een na--van den man dien hij worden en van de
werken die hij maken zal zijn gedurende de verschillende phazen van zijn
leven tot aan zijn dertigste jaar, in hem uitgestrooid en gezonken. In
zijn kinderjaren: de idealen van burgerdeugd, patriotisme en demokratie,
de droomen van gelijkheid en vrijheid. In den zwerverstijd zijner
jongelingschap: het meegevoel met de verdrukten en de haat tegen de
verdrukkers, maar ook de neiging tot buiten-maatschappelijk
individualisme, de behoefte aan bandelooze vrijheid. In zijn lange jaren
van liefdes-verrukking in de liefelijke natuur, toen zachtheid in hem
overging uit de zachte geliefde: een teedere weekheid, een gedrenkt zijn
met de overtuiging dat men zijn hart moet volgen en naar zijn gemoed te
leven, het eenige goede en ware leven is. Gedurende het alleen zijn in
Les Charmettes met zijn gepeinzen: een innig natuurgevoel, toen nog maar
in enkele menschen leven
|