trate, de peerden en de honden....
Goedele keek ernaar, omdat hij er kon over klappen met zoo'n innigheid,
zoo'n belang. Hij groef in hare hersens diepe prenten, een nieuwe vizie
der dingen, en ze was nooit moe, ze hoorde hem aan met groote aandacht.
De zonne bracht een spelend licht overal, lanterfantte langs de vele
ruiten, stortte met lustig gestraal, menig en rijkelijk, op de natte
steenen. Bij plaatsen was de hemel geheel en al blauw. 't Lawaai der
stad zwol op en het volk krioelde al thoope. Het docht Goedele dat er
veel kinder stemmekens tusschen stegen en tegelijk een schelle geklepper
deden omgaan, dat haar deugd deed. Ze werd vroolijk en antwoordde op
Ameye's grondige gezegden, met haar volle gemoed, en redeneerde met hem,
liet zich kwaadgezind omdat hij haar te vroeg gelijk gaf, en schaterde
het uit. Hij hoorde haar geerne bezig, voelde wel de nadering van deze
rijkbegaafde vrouw, en hij raadde hoe vernepen ze gehouden werd,
naarmate ze zich nu wild en begeesterd overgaf.
Ze keken alles omme en na. Hij deed haar overal iets opmerken, dat ze
genoeglijk bezag, verwonderd dat zij zelve het niet merken kon. Voor hen
stapte een heer met een macferlan en een dame in kostelijke kleeding.
De dame hing aan den arm van den heer, die groot en struisch was en
matelijk voorttort. Ze kon hem haast niet opvolgen, en drilde nevens
hem, altijd een stap te late. 't Was alsof ze getweeen kreeftsgewijs
doorgingen, allebei noesch weg. De dame deed den heer af en toe
stilblijven voor een modewinkel, en de heer haperde gewillig voor de
uitstalling van een boekhandelaar. Ze zeiden maar luttele woorden.
--Dat zijn brave getrouwde menschen, sprak Ameye.
--Zoo verschillend van meeningen toch?
--Ze geven malkander toe. Ze zijn redelijk. Zie! De heer kijkt naar de
illustratie van het uithangbord, binstdat de dame nauwkeurig de hoeden
beloert. Hij is verduldig. De dame zal straks verduldig zijn.
--Maar dat is een zotte leven! meende Goedele.
--Die menschen zijn getrouwd, zei Ameye. Hij liet haar naderhand vragen
wat hij omtrent het huwelijk dacht, en hij beweerde dat de beteekenis
van het huwelijk grootendeels in die boutade besloten lag.
--Het huwelijk is wel een beetje onzedig.
--Onzedig?
--Maar een noodzakelijke instelling, die dan weinig te maken heeft met
wat we liefde noemen. De liefde kan in het huwelijk bestaan, en heel
vaak slijt eruit weg, omdat twee saamgebrachte wezens van nature sluw
worden, door ikzucht,
|