een muntebollen, juffrouw? Geen lekkers op stokjes? Eerste klasse
juffrouw, en niet geverfd.
Ze wees die gloedroode stampers af met een weigerend knikje.
--Kletskoppen ... puur honing en een hemelsche bete, dat verzeker ik u.
--Ja, dat wel.
Ze keek in de wissen mandekens, die bij 't venster stonden, vol met
veranderlijke zoetigheid, en bloosde meteen als ze Ameye herkende, welke
voor 't raam te wachten stond. Hij groette haar met een buigen van zijn
hoofd, en ze was daardoor subiet in de war. Ze werd ongedurig en wilde
maar dadelijk gedaan maken met den dikken bakker, die 't haar met zijn
uiterste vriendelijkheid lastig maakte. Hij moest zich spoeden. Ze
voelde eene wrevelige warmte naar heure slapen opschieten, als de brave
man, een guitig lachje zettend, gulhertig verklaarde dat hij _sito-sito_
klaar zou geraken.
--Even nog een koordeken--hier--met een strikje ... Zoo!
Ze keerde zich fluks omme en hoorde hoe hij haar met dienstwillige
woorden achterna volgde, overdreven en stilspottend, alsof hare
aandoening belachelijk bloot lag op haar aangezicht:
--Als 't u zal believen, juffrouw--tot een naaste keer.... Anders,
juffrouw, anders de klinke draaien ... zoo ... let op de trap ...
zoo.... danke wel!
De deur viel toe achter haar en zij stond vlak voor Ameye. Hij lachtte
en knikte, en prees de voorzienige stonde, die hem bij haar had
gebracht. Hij vroeg, in een vloed van hoffelijke woorden, hoe zij 't
maakte. De wolkenlaag in den hemel scheurde open en de zonne viel in
witte stralen tallenkant. Daar kwam een bedwelmende leutigheid in 't
geluchte.
--Ik was naar uw broer tewege.
--Ik ook, precies....
Ze zei 't gretig, met een dwaze haastigheid, die haar blozen deed.
Ze dierf er niet bijvoegen dat het wel meeviel, alzoo, en wist zelf een
beetje tegen te stribbelen, in schijnbare verlegenheid, als hij haar
voorstelde om saam de bane te doen. Ze kon echter niet weigeren en
verheugde zich om die onmogelijkheid. Hij moest niet lang aandringen.
Ze praatten ondereen, gezellig, en 't en duurde maar weinigen tijd, eer
ze teenemaal vrij werden in hunne uitdrukkingen, los van alle gedwongen
beleefdheid. Hij sprak bijzonder zwaar, diep ernstig, en had altijd een
particulier zicht op de zaken. Ze voelde in hem een, die haar meester
was en waar ze leerlustig naar luisteren kon. Hij vatte het leven heel
breed op, heel menschelijk. Allerwege zag hij entwat, dat liefderijk was
en goedheid asemde. De menschen op s
|