on.
Waar die andre verzinkt in de diepte--
Ik vraag het vergeefs;--maar het fluistert:
Een verborgene macht, die ze voortdrijft,
En maar een bestemming haar wet.
Dus voort met de golven des levens,
Niet _vragen_, maar _doen_ is uw taak;
Aan het lot of gij needrig verdwijnen
Of fonkelen zult in het licht.
Aan het werk! Wat er schitter of kwijne,
Het is eene beschikking die heerscht
En ons drijft naar den eeuwigen oever,
Waar de vraag is: wat brengt gij hier aan?
* * * * *
De zilte lucht wekt mij op en spant het geheele organisme, en bij het
gefluisterde lied der golven verheft, zich de geest. Hij vormt zich
plannen voor de toekomst, plannen van moed, van veredeling, van alles
omvattenden arbeid des denkers, droomen van roem; de blik verlengt zich
tot in eene schoonere wereld, totdat de ziel, in een gevoel van
overmoedige stoutheid, een fier welbehagen voelt in zichzelve, als had
zij reeds die verhevene idealen vervuld.
O, edele zelfverheffing der ziel, wat anders zijt gij dan poezie?--Ja,
ik voel, dat zij bruist in mijn geheele wezen. Maar leeft zij er alleen
als eene gaaf om haar te voelen, of zal ik ze ook kunnen uitstorten en
zal de vormkracht van den geest sterk genoeg zijn om die aandoeningen
van denken en voelen te belichamen?
De tijd zal het uitwijzen, maar niet alleen in dit laatste, ook in het
eerste geval is die gaaf een hemelsch geschenk aan den mensch, dat met
eene liefelijke muziek zijn gansche leven zal kunnen vervullen.
Doch er was weldra wat meer te doen dan te mijmeren en te wandelen. Het
was nu bepaald, dat ik studeeren zou, en wel in de ------ maar wat kan
het u schelen, waarin....
Daar ik een examen moest afleggen om aan de academie toegelaten te
worden, moest ik nog veel werken, totdat ik op het laatst tot
overloopens vol was gegoten met de daartoe benoodigde wijsheid. Nadat
alzoo mijn hoofd vol was gepakt, werd ook mijn koffer gepakt.
Ik ben daarbij bepaald tot het besluit gekomen, dat mijn hoofd toen de
meest verbazende gelijkenis moest hebben met een koffer.
Die vergelijking moet ik noodwendig wat uitpluizen om daardoor die
verbazende gelijkenis aan den dag te doen komen.
--Maar een koffer is een parallelepipedum, en een hoofd is een bol, zegt
Criticaster.
--Vooreerst, mijnheer, spreek ik niet tegen u--en ten tweede spreek ik
niet van _uitwendige_ gelijkenis. En toch, zou ik o
|